Atelierbezoek: Carina Ellemers – Een schilder zonder verf
Alex de Vries bezoekt het atelier van Carina Ellemers, een kunstenaar die een vorm van schilderkunst beoefent waarbij ze het maximale haalt uit het minst mogelijke.
Wie als kunstenaar voor beperking van middelen kiest, ontdekt daarbinnen steeds meer mogelijkheden. Carina Ellemers (1965) is een schilder zonder verf. Dat is niet helemaal waar, want zo nu en dan brengt ze wel summier wat verf aan op haar doeken, maar meer om te benadrukken dat het doek zonder kan. Op het maken van afbeeldingen kun je haar nauwelijks betrappen. Dat wil niet zeggen dat haar werk abstract is. Het doek is als materiaal vooral wat het is en daarmee een bevestiging van wat we zien. Tegelijkertijd is het als schilderij een ontkenning van wat we denken waar te nemen. Het is altijd meer dan dat. Ze beoefent een vorm van schilderkunst waarbij ze het maximale haalt uit het minst mogelijke.
De schilderkunst begint in feite nooit met de verf, maar met de ondergrond waarop geschilderd wordt: een paneel, een muur, een doek. Carina Ellemers gaat in haar schilderijen uit van het doek en haalt daar alles uit wat erin zit. Dat blijkt steeds meer te zijn. In haar huidige tentoonstelling bij Galerie Joghem van Sanquin in Amsterdam legt ze de focus op een belangrijk facet dat voor de aard van haar werk een doorslaggevende betekenis heeft: de doorlaatbare ruimtelijkheid van het doek. Of het nu katoen of linnen of een ander textiel materiaal is, het doek is bovenal een structuur. Door de schering en inslag van de draad ontstaat een gaaspatroon dat heel dicht kan zijn, maar ook zo open mogelijk worden gelaten. Schilderkunstig legt ze in deze werken de nadruk op de ijlheid en doorlaatbaarheid van het materiaal. In metaforische zin gaat haar werk over de manier waarop de dingen en de mensen met elkaar zijn verbonden. Met haar doeken brengt ze een verband aan. Ze verbindt een wond in de kunst. Je zou kunnen zeggen: een doekje voor het bloeden, wat in een galerie van Sanquin, de organisatie die de bloedvoorziening in Nederland verzorgt, voor de hand ligt, maar het is natuurlijk niet zo platvloers.
De schilderkunst begint in feite nooit met de verf, maar met de ondergrond waarop geschilderd wordt: een paneel, een muur, een doek.
Haar textiele werken zijn toch vooral schilderijen, omdat ze werkt met schilderkunstige probleemstellingen als licht, ruimte, perspectief, kleur, textuur, kadrering en handschrift. Dat laatste is bij haar vrijwel nooit penseelvoering, maar vooral de manier waarop ze het doek in eenzelfde beweging opent en sluit voor de kijker. Het zijn doeken met een hartslag, die in- en uitademen in een geconcentreerd ritme. Ze maakt gebruik van het doek als zodanig met daarin spaarzame markeringen die vooral verkleuringen zijn. De kleur geel komt in allerlei schakeringen terug van verbleekt tot reflecterend licht op een ondergrond van goud, een dicht metaal dat niet doorlaatbaar is. Je kijkt door haar doeken heen en haar doeken geven de blik erop weer terug.
Het is stil en ijl werk dat ze in de expositie combineert met filmstills uit haar studie voor de film ‘Es Balok’ die ze in augustus bij Ellen de Bruijne liet zien, georganiseerd door haar Galerie Hidde van Seggelen uit Hamburg. ‘Es Balok’ verbeeldt het maken van enorme hoeveelheden grote ijsblokken in een primitieve fabriek op Java die aan talloze afnemers worden geleverd. Het is een strijd tegen de versmelting. Het is keihard en loodzwaar werk dat met een bijna achteloze routine door de mannen in de fabriek vooral in de nachtelijke uren wordt gedaan. Haar studie voor de film bestaat uit drie gelijktijdige getoonde sequenties van het maken, het verplaatsen en het verwerken van de ijsblokken. Net zoals haar schilderijen is de film een opeenvolging van een eindeloze, gevarieerde herhaling van handelingen en bewegingen. In de schaars verlichte fabriek lichten de semi-transparante enorme ijsblokken op die door het beeld glijden, worden opgestapeld, doorgeschoven, ingeladen, vervoerd en afgeladen. Het proces is van een beangstigende schoonheid, een genadeloze vanzelfsprekendheid en een wonderlijke alledaagsheid waar weinigen weet van hebben. De film is geen verhaal, geen fictie, geen documentaire, geen beeldverslag, niet journalistiek of beschouwend, maar een schilderkunstige verbeelding die cinematografisch haar beslag krijgt. In die zin is ‘Es Balok’ niet anders dan haar niet geschilderde doeken. Die zijn ook allemaal niet wat je een schilderij toedicht en toch zijn ze picturaal.
Carina Ellemers zit de schoonheid op de huid. De sensualiteit ervan is voelbaar. Ze benadrukt het gewone van het bijzondere: een washandje, een handdoek, stofdoek, theedoek, zakdoek. De alledaagsheid van die lijfelijke gebruiksvoorwerpen krijgt in haar schilderijen een status die de eenvoudige onbeduidendheid ervan transformeert naar buitengewone complexiteit. Dat proces van omvorming is zo goed waarneembaar in haar werk dat je niet meer naar een statisch beeld kijkt, maar naar een gedaanteverandering. In ‘Es Balok’ zie je het voor je ogen voltrekken en in de schilderijen is het een gedane zaak: je kunt er niet meer omheen. Je doorziet het, je kijkt er doorheen.
Je kijkt door haar doeken heen en haar doeken geven de blik erop weer terug.
De schilderijen van Carina Ellemers zijn niet zwaar op de hand. De functie van de huishoudelijke doeken, die ze zowel als ondergrond neemt als schilderkunstig op de voorgrond plaatst, is een vanzelfsprekende: je ontdoet je ermee van vuil, water, stof. Eigenlijk doen haar schilderijen denken aan de zweetdoek van de heilige Veronica, waarin het gezicht van Jezus Christus is afgedrukt. Carina Ellemers drukt weliswaar geen gezicht af, maar reinigt wel onze blik, onze kijk op de dingen. Wij mogen ons gezicht in haar doeken drukken. Het gaat om het moment van aanraking. Het schilderkunstige aan haar werk wordt vooral bepaald door de gekadreerde manier van kijken, meer dan door het materiaal dat ze inzet. Die doeken zijn een gegeven. Het gaat erom wat ze daaruit wint. De vorm van het werk is er altijd al; het komt eropaan daar de inhoud aan te onttrekken, tevoorschijn te brengen. Bij haar vaart de geest in de materie.
Haar werk komt niet makkelijk tot stand. Iedere afweging die ze maakt luistert nauw. Alles wat ze toevoegt aan de achtergrond is potentieel een verstoring van wat haar voor ogen staat en kan in de afgrond storten. Het resultaat is vanzelfsprekend of spreekt zichzelf tegen. In het laatste geval doet ze het werk teniet. Ze vindt in haar schilderijen een evenwicht tussen weloverwogen denken en intuïtief handelen. Het zijn twee uitersten die met elkaar op gespannen voet staan die ze met elkaar in een ontspannen harmonie wil laten klinken. Het is die visuele harmonie die van haar werk een klankbord maakt voor medemenselijkheid.
www.sanquin.nl/over-sanquin/ons-verhaal/exposities/galerie-joghem