
Ik weet wanneer ik iets kan maken door hoe het voelt – over het zintuiglijke potentieel van kunst
Kunstpraktijken die zelfstimulerende expressie omvatten, zijn lange tijd gegroepeerd onder de naam ‘Outsider Art’, een omstreden term die autodidactische kunstenaars en kunstenaars met een handicap letterlijk buiten het middelpunt van het artistieke discours plaatst. Veel van deze praktijken worden gekenmerkt door hun directheid, waarbij het maken gedreven lijkt te worden door een verlangen naar interactie met de wereld. Dat kunst emoties kan overbrengen, snappen we wel, maar hoe zit het met de sensatie van de hand die tegen het papier duwt, met het voelen van een kleur in je buik, met het vasthouden van een camera met flapperende handen? Wat als we kunst benaderen vanuit de lichamelijke bewegingen die ten grondslag liggen aan haar totstandkoming, en onze focus verleggen naar de zintuiglijke ervaring van het maken? En hoe maken we ruimte voor praktijken waarin de lichamelijke stimulatie van het maakproces even belangrijk, of zelfs belangrijker is dan het resulterende werk?


Niet iedereen speelt met dezelfde kaarten – over succes en falen in het kunstenaarschap
Het afgelopen half jaar interviewden Maurits de Bruijn en Lieneke Hulshof voor de podcast Kan niet bestaat niet twintig Nederlandse en Vlaamse kunstenaars over kunstwerken die niet bestaan. Praten over kunstwerken die nooit gemaakt zijn, is praten over ideeën en dromen. De gesprekken gingen daardoor ook over wat dat eigenlijk betekent, slagen en mislukken? In dit essay reflecteert Lieneke Hulshof aan de hand van deze twintig gesprekken op hoe in de ogen van de kunstenaar zelf een succesvolle kunstpraktijk eruitziet en welke onzichtbare mythes, aannames en structuren van het hedendaagse kunstenveld daaraan ten grondslag liggen.

Laten we het nog eens hebben over het tentoonstellen van koloniaal geweld
Hoe kun je op een ethische manier een geschiedenis van onderdrukking en ongelijkheid tonen in het theater of tentoonstellingsruimte, zonder te vervallen in stereotyperingen en zonder het enkel reproduceren van geweld? Die vraag bleef in het hoofd van Lara Nuberg echoën na het zien van Gelukzoekers op Sumatra. ‘Hoeveel gelynchte zwarte lichamen moeten we zien voordat er een algemeen besef komt over hoe erg de slavernij was? Hoeveel anonieme doden moeten we opgestapeld zien liggen om de ernst van Holocaust te begrijpen? Hoe vaak moet een bruine acteur op een podium worden geslagen om de verhoudingen aan de oostkust van Sumatra inzichtelijk te maken?’

Tussen psychologische projecties en geesten – waar een wetenschappelijke benadering en het animisme elkaar ontmoeten
De tentoonstelling Helende kracht in het Afrika Museum geeft inzicht in verschillende vormen van (spirituele) healing en toont de zoektocht naar de balans tussen lichaam, ziel en geest. Na een bezoek aan deze expositie begint Hille Engelsma zich af te vragen hoe men zich vanuit een westers perspectief kan verhouden tot genezende werkmethoden die zijn voortgekomen uit animistische praktijken waarin geesten interveniëren. Dit lijkt op gespannen voet te staan met therapeutische werkmethoden die op een westerse wetenschappelijke leest geschoeid zijn. Is er een tussengebied waar een westerse benadering en het animisme elkaar kunnen ontmoeten? En kan kunst helpen dit tussengebied in kaart te brengen?

De kunst van het luisteren
Na de overweldigende indrukken van nieuwigheid, blijft Cécile Verwaaijen met een dubbel gevoel achter na haar bezoek aan het recent heropende Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. ‘Dolend door een labyrint van de pas geverfde zalen vol oude meesters, werd ik overvallen door een enorme teleurstelling. Waar waren de vrouwelijke kunstenaars in dit enorme museum?’

De zee als metronoom – verwijdering en toenadering als tijdsbeleving
In een serie publicaties en programma’s onderzoeken Mister Motley en ArtEZ Studium Generale samen met studenten, kunstenaars, schrijvers, wetenschappers en denkers de verbanden tussen tijd, arbeid en ecologie. In het openingsessay van de serie gaat Laure van den Hout aan de hand van de natuur als eerste klok in op een tijdsbeleving die gevormd wordt door toenadering en verwijdering. Denk aan de maan en de zon – dichterbij en weer verder weg – aan donker en licht, eb en vloed. Aan de hand van water en de verschillende gedaantes waarin dat zich aandient, laat Van den Hout zien dat je niet kunt afdwingen in welke staat je bent op welk uur, dat productiviteit in de mate waarop wij het gewend zijn waarschijnlijk veel te veel een geforceerde staat is. Dat maakbaarheid en maakbare tijd grenzen kennen.

Herinneringen aan het bovengrondse
Esha Guy Hadjadj schrijft aan de hand van de dystopische scifi-film In vitro van Larissa Sansour en Søren Lind over het dilemma waar migrantenkinderen mee te maken krijgen wanneer hun ouders’ cultuur onder druk staat. Ga je op in een nieuwe samenleving die je niet per se als een gewenste aanwinst ziet? Of houd je vast aan een verleden of cultuur waartoe je nauwelijks toegang hebt?

De grens tussen moeder en maker is flinterdun – over slaapliedjes als dragers van duisternis
‘Sleep, you […] sleep, you.’ Tijdens haar periode in Kunsthuis SYB onderzocht kunstenaar Sanne Kabalt met haar vijf maanden oude dochter de werking van slaapliedjes, die niet zelden een duistere of bezwerende ondertoon kennen. Ze schreef er een poëtisch essay over. ‘Wie moeder wordt kan nauwelijks om een zekere verwevenheid heen, tussen het dagelijkse, het zorgende, en het makerschap. In het onderzoek naar lullabies vervaagt de – toch al flinterdunne – grens tussen moeder en maker die ik in eerste instantie nog poogde te bewaken. Ik weet nu echt niet meer wanneer ik het één ben en wanneer het ander.’

De deugd van het struikelen – over de Stolpersteine van Gunter Demnig
Op een regenachtige dinsdagochtend worden in Amsterdam-Oost de Stolpersteine gelegd voor de oudtante van Ko van ‘t Hek, en die voor haar broer en haar ouders. De messing steentjes van tien bij tien centimeter zijn een project van kunstenaar Gunter Demnig, die vond dat het herdenken een steeds meer officiële, voorspelbare plechtigheid was geworden waar de betekenis uit dreigde te verdwijnen. ‘Er ligt een belangrijke vraag,’ schrijft Ko. ‘Hoe vertellen we het verhaal van de Holocaust? Hoe vertellen we het aan volgende generaties? Hoe vertellen we het zo dat zowel de kennis als het gevoel van verschrikking doorgegeven wordt?’

De fantasieloze kunstenaar – hoe maken makers die geen verbeeldingskracht bezitten?
‘Het is altijd donker in mijn hoofd geweest’, zegt schrijver Ivana Kalaš. De duisternis is een reden voor vage gevoelens van herinnering, maar beschermt haar tegelijkertijd ook tegen traumatiserende gebeurtenissen uit haar verleden. Als je er niet visueel mee wordt geconfronteerd, is het soms veel gemakkelijker om ermee te leren leven. Maar het leidt ook tot een verwarrende vraag, namelijk: hoe produceert iemand zonder visuele verbeeldingskracht kunst? In haar essay onderzoekt Kalaš haar eigen afantasie en die van bekende schrijvers zoals Aldous Huxley en Isaac Asimov.

Ze zeggen dat de wereld kleurlozer is geworden
De wereld is steeds kleurlozer geworden. In de massaproductie van auto’s, meubels en kleding (zelfs baby- en kinderkleding) is een overmaat aan grijs te zien, maar dat is niet de oorzaak van een minder kleurrijke ervaring van de wereld. Het is de industrialisatie van de kleuren die onze kleurbeleving degradeert, schrijft Barbara Collé.

Verbeelding kent geen tijd
Vol zenuwen en anticipatie toog Laure van den Hout naar Amsterdam-West om getuige te zijn van Can’t face another sad salad! van Simon Wald-Lasowski. Boven een pand aan de Hasebroekstraat zijn twee luiken turquoise geverfd, op gezette tijden wijken ze om een kalkoen de gelegenheid te geven naar buiten te komen, als een koekoeksklok. Een werk dat – letterlijk – om aandacht schreeuwt, een roep tegen de Disneyficatie van de hoofdstad.


Waar is iedereen? – de zoektocht van een jonge schrijver
Wat vind je als je jezelf hebt gevonden? Juliana Könning schreef een vlammend essay over haar verlangen deel uit te maken van een groep: collectief schrijverschap en meerstemmigheid. ‘Het ‘vinden van jezelf’ is niet mijn queeste. Ik hou van taal, ik hou van schrijven. Toch ben ik niet op zoek naar mezelf, maar naar de ander. Passen, binnen een systeem of groep, was, en is, mijn grote wens.’