Ko van 't Hek

De deugd van het struikelen – over de Stolpersteine van Gunter Demnig

Essay
28 februari 2023

Op een regenachtige dinsdagochtend worden in Amsterdam-Oost de Stolpersteine gelegd voor de oudtante van Ko van ‘t Hek, en die voor haar broer en haar ouders. De messing steentjes van tien bij tien centimeter zijn een project van kunstenaar Gunter Demnig, die vond dat het herdenken een steeds meer officiële, voorspelbare plechtigheid was geworden waar de betekenis uit dreigde te verdwijnen. ‘Er ligt een belangrijke vraag,’ schrijft Ko. ‘Hoe vertellen we het verhaal van de Holocaust? Hoe vertellen we het aan volgende generaties? Hoe vertellen we het zo dat zowel de kennis als het gevoel van verschrikking doorgegeven wordt?’

De meeste familieleden herkende ik niet, omdat ik ze nooit eerder had gezien. Eerlijk gezegd: ik wist nauwelijks dat ze bestonden. Ze waren nazaten van mijn oudoom, die, tegen de zin van mijn oma, na de oorlog naar Israël was getrokken. Het was een buitengewoon vreemde gewaarwording om me voor te stellen aan mijn eigen familie. Ik zei hoe ik heette, waar ik woonde, wat mijn plek in de stamboom was. De meesten waren speciaal voor dit moment overgevlogen uit Londen, Parijs, Portugal, Amerika zelfs, Israël natuurlijk. En eentje uit de ruimte.

We stonden met z’n veertigen in een halve cirkel rondom een gat in de stoep, voor een ogenschijnlijk willekeurige voordeur in Amsterdam-Oost. Er miste een tegel, er lagen vier messing klinkers klaar om de leegte te vullen. Vier steentjes voor een gezin dat dit huis moest ontvluchten toen de oorlog kwam. Op een van die stenen staat de naam van mijn oudtante, haar geboortejaar, waar ze ondergedoken was, dat ze was bevrijd. De drie andere stenen waren voor haar broer en haar ouders, waarop bij de laatste twee het woord Auschwitz staat.

Allemaal op een regenachtige dinsdagochtend in december, alsof het zo bedacht was.

Mijn moeder was er ook, haar broer en zus, mijn neef en achternicht N, die dit hele ritueel in gang had gezet. Ik kletste wat met haar dochters van mijn leeftijd: een woont in Parijs, de ander in Londen. Ik geloof dat ze allebei kinderen hebben met een man die Ben heet – niet dezelfde Ben. Er waren te veel indrukken, ik was de draad inmiddels kwijt. Toen werd het stil, de dienst begon.

Foto: Ko van 't Hek

In stilte werden de vier stenen gelegd, gevolgd door een sober applaus. Er werd gespeecht, er werd lang stilgestaan bij de kracht van kunst. De Stolpersteine (struikelstenen) zijn een project van kunstenaar Gunter Demnig. Door heel Europa liggen deze stenen voor de laatste vrij gekozen woningen van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Met de hand worden de namen, jaartallen, het onderduiken en de massavernietigingskampen in het messing gestanst. Het levert kleine gedenktekens op van tien bij tien centimeter. Als sporen van mensen die alles en daarmee niets achter konden laten. Want, zo citeerde Demnig de Talmoed: ‘Een mens is pas vergeten als men zijn naam is vergeten.’

De Stolpersteine zijn geboren uit Demnigs observatie dat het herdenken een steeds meer officiële plechtigheid was geworden, voorspelbaar, iets waar de betekenis uit dreigde te verdwijnen. Ook in Nederland is dat te zien: we zijn twee minuten stil, maar de het gevoel van verschrikking ebt weg. Het herdenken is een gewoonte geworden, we struikelen er niet meer over. Met de laatste overlevers die komen te overlijden, verandert onvermijdelijk onze relatie – als samenleving – met de Holocaust. Daar moeten we bij stilstaan, werk in steken. Zeker gezien het onlangs verschenen onderzoek dat de kennis over de Holocaust bij de jongere generaties ronduit slecht is. Het onderzoek ontving kritiek, maar toch bleek uit een studie van Claims Conference dat meer dan de helft van de ondervraagde Nederlanders niet weet dat de Holocaust ook in Nederland heeft plaatsgevonden, 6% van de ondervraagden dacht dat de Holocaust een mythe is, nog eens 17% noemt het aantal vernietigde joden zwaar overdreven. Bij ondervraagden onder de 40 jaar lag dit percentage nog hoger. Ergens is het nauwelijks schokkend in een land waar 5% van de stemmen tijdens de laatste parlementsverkiezingen naar een fascistische partij gingen. Toch blijft de bagatellisering schrikbarend.

Foto: Ko van 't Hek

Ergens is het wel te begrijpen: de feiten zijn zo onwaarschijnlijk gruwelijk dat het logisch is dat sommigen ze voor onwaarschijnlijk houden. Het is niet vreemd dat de mythische proporties worden geïnterpreteerd als mythe. Het is ook niet te geloven dat het echt gebeurd is. Op een manier wordt de buitenaardse omvang van de Holocaust benadrukt ín de ontkenning. Dat is alleen geen troost, geen reden om zonder afschuw naar de resultaten van het onderzoek te kijken. Het probleem gaat namelijk verder dan statistieken in een onderzoek, het gaat ook over extreem-rechtse projecties op de Erasmusbrug en het Anne Frank Huis.

Er ligt een belangrijke vraag: hoe vertellen we het verhaal van de Holocaust? Hoe vertellen we het aan volgende generaties? Hoe vertellen we het zo dat zowel de kennis als het gevoel van verschrikking doorgegeven wordt?

Demnig doet met zijn Stolpersteine een poging. Hij plaatste in 1992 de eerste steen voor het stadhuis in zijn woonplaats Keulen. Inmiddels liggen er in Amsterdam meer dan duizend, in heel Duitsland meer dan 75.000. De kleine stenen laten je overal struikelen over iets concreets dat normaal gesproken schuilgaat achter het bizar abstracte aantal van zes miljoen: mensen die hun huizen gedwongen moesten verlaten, overal. De pure feitelijkheid van de Stolpersteine geven enig zicht op de schaal van het onvoorstelbare. Als je ze eenmaal ziet liggen, zie je ze overal.

Het is eenzelfde soort feitelijkheid die terug te vinden is in het Namenmonument: namen, jaartallen, feiten. De feiten zijn er, maar toch is volgens een deel van de samenleving de Holocaust een mythe of een overdrijving. Vertellen we het dan niet goed, of zijn de feiten niet genoeg?

De bus naar Dachau van De Warme Winkel en Schauspielhaus Bochum

In januari, een maand na de Stolpersteine-onthulling in Amsterdam-Oost, zag ik de geweldige voorstelling De bus naar Dachau van De Warme Winkel en Schauspielhaus Bochum. Stel je voor, vragen de makers zich af, dat men op een gegeven moment alle kennis over de Holocaust uit Schindler’s List haalt. Zoals wat we weten van de Trojaanse oorlog vooral gebaseerd is op wat Homerus erover opschreef in zijn fictiewerk Odyssee. Daaruit volgt de vraag: werkt de Holocaust niet beter als fictie dan als feit? Het was te makkelijk in een reflex te schieten: het is geen fictie, het is te erg om terug te brengen tot een verhaal. Even struikelde ik, tot ik weer opstond en dacht: de onvoorstelbare cijfers zijn misschien makkelijker te bagatelliseren (zes miljoen, een onvoorstelbaar aantal, wie gelooft dat ook?) dan het beklemmende gevoel dat goed vertelde fictie kan geven.

Aan de andere kant, ik zou niet weten hoe het fictionaliseren kan dienen als bestrijding van de gedachte dat de Holocaust een fictie is. Maar, de feiten schieten ook te kort: ze zijn aan de ene kant té beklemmend, aan de andere kant zijn ze niet beklemmend genoeg. Cijfers kunnen de pijn en de angst niet vangen zoals een verhaal dat kan. Ik weet niet wat dan de oplossing kan zijn. Misschien zit er niks anders op dan accepteren: feiten worden vanzelf een soort van fictie, een verhaal, naar mate de tijd verstrijkt en ze zich onvermijdelijk terugtrekken, de geschiedenis in.

De bus naar Dachau van De Warme Winkel en Schauspielhaus Bochum

De struikelstenen in Amsterdam-Oost werden gelegd voor het gezin Van Adelsberg-Cohn, twee ouders, twee tieners. Zoon en dochter doken onafhankelijk van elkaar onder, hadden geen contact, wisten niets, spraken elkaar pas na de bevrijding weer. De ouders werden via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze in 1944 werden vernietigd. De zoon trok na de bevrijding naar Amerika. De dochter trouwde met mijn oudoom, die een groot deel van de oorlog in een Japans kamp had overleefd, samen emigreerden ze naar het nieuwe land Israël, op de plek die daarvoor Palestina was. Ze kregen twee kinderen: N en E.

In haar toespraak zei N dat er eindelijk een plek was om haar grootouders te herdenken. Eindelijk lagen de namen gegraveerd op een plek waar ze zouden blijven liggen. Dat had ik me nooit gerealiseerd, dat het behalve een weergaloos kunstproject, ook die betekenis heeft voor de nabestaanden, als een lang vertraagde grafsteen. ‘Een mens is pas vergeten als men zijn naam is vergeten.’ Het werd gezegd en daarmee snapte ik de sfeer ook beter: dit was een soort uitvaart. Er waren paraplu’s, kinderen die door het gewicht van het moment heen lachten, gepaste tristesse gemengd met de troost van verbondenheid.

Ik moest denken aan dat vreemde woord ‘Holocaust’. Zo enorm en tegelijkertijd betekenisloos, omdat het als woord buiten de rest van de taal staat. Weinig mensen kennen de oorsprong, wat het woord iets buitenaards, mythologisch geeft. In die zin is Holocaust een gepast woord, omdat de gruwelijkheden bijna buiten de mensheid staan. Het allerergste, waar geen woorden voor zijn, dat geven we dit onbestaanbare woord, lijkt de gedachte zijn geweest. Maar nu de gruwelijkheid in de geschiedenis trekt, moeten we die dan niet in de taal plaatsen, in een poging het verschrikkelijke tastbaar en begrijpelijk te houden voor toekomstige generaties? Past een woord als ‘Vernietiging’ niet beter, als letterlijke vertaling van het Hebreeuwse ‘Sjoa’?

De taal die we gebruiken vormt de wereld die we ervaren. Door het in de taal te plaatsen, met een ‘gewoon’ woord als ‘Vernietiging’, plaatsen we het in de wereld. Het maakt het ‘echt’. Ontkenners zul je er niet mee overtuigen, maar voelt het echter en pijnlijker om te zeggen: tussen 1939 en 1945 vond in Europa de Vernietiging plaats? Ik weet het niet, maar het lijkt me iets waar je minder makkelijk zonder te struikelen omheen kan lopen.

Women with Boulders, 1945, George Mayer-Marton

Na de toespraken verplaatste de familie zich naar een restaurant voor een lunch. Ik zag mezelf ertussen lopen. Als een antropoloog van mijn eigen stam, die ik nooit had leren kennen. Ik voelde me een buitenstaander aan de binnenkant. Ik kende deze mensen niet, maar ik voelde me met hen verbonden. Het was tegen de plannen in, maar ik ontkom er niet aan om het over identiteit te hebben, niet in dit stuk, niet in deze tijd waarin alles over identiteit gaat. Want hoe joods ben ik eigenlijk? Antwoord: niet, in principe niet. Maar: op de basisschool leerde ik al van wijsneuzerige klasgenoten dat je joods bent als de moeder van je moeder van je moeder van je moeder joods is. En dan ben ik het wel. Maar ik ben niet besneden en ik weet niet wat jom kipoer is. Dus toch niet joods. Maar: ik kan me ook niet aan de indruk onttrekken dat ik op een andere manier geraakt wordt dan mijn vrienden als het gaat om de oorlog. De Stolpersteine raken mij op een plek, diep in het hart. Als een onbekende spier na een rare beweging kenbaar maakt. Zit het joodse dan toch ergens in het vlees?

Aan de lange lunchtafels sprak ik met een Londense achteroom, die niet ophield over het verval van de steeds verder naar binnen kerende Engelse staat, het onverholen nazisme dat aan de macht is in Italië en waarom hij geen elektrische fiets had. Ik sprak met een hoogzwangere linkse Israëlitische politicus, die eruitzag als een beroemdheid. Thuis las ik op Wikipedia dat ze had meegedaan aan de Israëlische editie van The Masked Singer, verkleed als lieveheersbeestje. Ze werd als negende persoon geëlimineerd. Ik weet niet wat dat betekent, maar de woordkeuze viel me op.

En ik sprak met achteroom E. Een kleine man van in de zestig, in dure, nietszeggende kleren. Hij stelde de vrouw naast hem voor als zijn dochter tevens backup-astronaut. E was namelijk in de ruimte geweest en hij kon er niet over ophouden. Misschien ook niet zo gek, want twee weken in de ruimte moet een bizarre, bijna mythische ervaring zijn, bovendien had hij er een luttele vijftig miljoen (een onvoorstelbare hoeveelheid geld) voor neergeteld en dat geld wil je er ook uithalen. Geld dat hij overigens had verdiend met wapenhandel, zoals half Israël zijn geld verdient met wapens, maar dat is een minder goed gespreksonderwerp op dit soort bijeenkomsten. Mijn neef liet me tussendoor online een stamboom zien waarop ook beroepen stonden. Bij E stond ‘slager’, als een gruwelijk gedicht.

Belsen 1945, Edgar Ainsworth.

De oorlog was nooit ver weg. Als het niet de Tweede Wereldoorlog was, dan wel die met Palestina. Dat onderwerp wilde ik koste wat kost vermijden. Het was niet het moment voor verhitte gesprekken over een eeuwenlang onderdrukt volk dat zich een land steeds verder en illegaler toe-eigent. Als een slachtoffer dat zelf dader wordt. Ik denk niet dat ze het met me eens zouden zijn. Zo joods was ik blijkbaar toch ook weer niet. Ik weet het ook niet, ik weet zelfs niet wat mensen bedoelen als ze zeggen dat ze zich joods voelen. Ik weet trouwens ook niet wat mensen zeggen als ze zich man voelen. Ik ben een man, ontegenzeggelijk, maar ik weet ook niet welk deel van mijn gevoel de mannelijkheid is.

Andere vragen die zich opdringen: ben ik alleen maar geïnteresseerd in het joodse in mij, om mij als witte heteroseksuele cis man toch iets interessants te geven? Nee toch? Kun je het ooit zeker weten? En: kun je joods zijn zonder dat je het weet?

Tussen de broodjes en koffie waren er weer een paar toespraken. Een achterneef sprak over de familie die mijn oudoom en -tante hadden opgebouwd en nagelaten, in een zaal vol nageslacht. En dat note bene een kunstwerk ons weer had samengebracht. Ik keek om me heen, zag dat de huidige bewoners van het huis wat het gezin Van Adelsberg-Cohn in de oorlog ontvluchtte het ook moeilijk hebben, net als de kleinkinderen van de mensen bij wie er ondergedoken was, en mijn kant van de familie. Maar de échte familie, de kleinkinderen en achterkleinkinderen van de oorlogsslachtoffers leken minder geroerd. Ik stel me voor dat de oorlog zo’n onderdeel van hun identiteit is, dat ze er in zekere zin onkwetsbaar voor zijn geworden. Ze waren altijd al gestruikeld.

Was ik ontroerd omdat ik joods was én tegelijkertijd niet joods genoeg? Wat is dat nou voor nietszeggende identiteit? Dat kan toch geen conclusie zijn?

Wat wel? Misschien dat eigenlijk iedereen een keer die vanzelfsprekendheid van de vernietiging zou moeten voelen. Van een ruimte vol nazaten van grootouders die ze nooit gekend hebben, omdat ze samen met de rest van de familie, van hun gemeenschap, systematisch zijn weggevaagd, uit de geschiedenis zijn getrokken. De vanzelfsprekendheid van de leegte die dat heeft achtergelaten, een leegte die niet op te vullen is met messing steentjes, een leegte die zo onomstotelijk is dat het nauwelijks nog verdriet doet. Ik zou willen dat de ontkenners die onmiskenbare leegte eens konden voelen. Maar kan dat, als die niet al in je zit?

Bij het afscheid zei N, net als de vorige keren dat ik haar zag, dat ik een keer langs moest komen in Londen. Ik beloofde haar dat ik ze snel een keer zal opzoeken. Beloof het niet, zei ze, doe het gewoon. Misschien kwam het door de verbondenheid die ik die dag had gevoeld, en het slaat vast nergens op, maar ik vond dat joods klinken. Ik had al te veel vragen gesteld, dus ik durfde niet te vragen of dat terecht was. Weer buiten groette ik E, ik vroeg hem niet of hij weleens een mecenaat had overwogen.

Advertenties

Ook adverteren op mistermotley.nl ? Stuur dan een mail naar advertenties@mistermotley.nl

#mc_embed_signup{ font:14px Riposte, sans-serif; font-weight: 200; } #mc_embed_signup h2 { font-size: 3.6rem; font-weight: 500 } #mc_embed_signup .button { border-radius: 15px; background: #000;} #mc_embed_signup /* Add your own Mailchimp form style overrides in your site stylesheet or in this style block. We recommend moving this block and the preceding CSS link to the HEAD of your HTML file. */

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

* verplicht
Email formaat
(function($) {window.fnames = new Array(); window.ftypes = new Array();fnames[0]='EMAIL';ftypes[0]='email';fnames[1]='FNAME';ftypes[1]='text';fnames[2]='LNAME';ftypes[2]='text'; /* * Translated default messages for the $ validation plugin. * Locale: NL */ $.extend($.validator.messages, { required: "Dit is een verplicht veld.", remote: "Controleer dit veld.", email: "Vul hier een geldig e-mailadres in.", url: "Vul hier een geldige URL in.", date: "Vul hier een geldige datum in.", dateISO: "Vul hier een geldige datum in (ISO-formaat).", number: "Vul hier een geldig getal in.", digits: "Vul hier alleen getallen in.", creditcard: "Vul hier een geldig creditcardnummer in.", equalTo: "Vul hier dezelfde waarde in.", accept: "Vul hier een waarde in met een geldige extensie.", maxlength: $.validator.format("Vul hier maximaal {0} tekens in."), minlength: $.validator.format("Vul hier minimaal {0} tekens in."), rangelength: $.validator.format("Vul hier een waarde in van minimaal {0} en maximaal {1} tekens."), range: $.validator.format("Vul hier een waarde in van minimaal {0} en maximaal {1}."), max: $.validator.format("Vul hier een waarde in kleiner dan of gelijk aan {0}."), min: $.validator.format("Vul hier een waarde in groter dan of gelijk aan {0}.") });}(jQuery));var $mcj = jQuery.noConflict(true);

Meer Mister Motley?

Draag bij aan onze toekomstige verhalen en laat ons hedendaags kunst van haar sokkel stoten

Nu niet, maar wellicht later