De kunstenaar-moeder heeft ‘trut’ op haar voorhoofd staan
“Put the mom in MoMA” en: “What happens to the avant-garde when the mother laughs?” zijn enkele van de leuzen die te lezen zijn op de spandoeken van Mothernism, een installatie van Lise Haller Baggesen. Al twaalf jaar lang reist Baggesen rond met variaties op de installatie die bestaat uit een tent, spandoeken, een geprinte mindmap. Het werk is nu te zien als onderdeel van Good Mom Bad Mom in het Centraal Museum. Met Lieneke Hulshof gaat Baggesen in gesprek over wat haar werk op dit scharniermoment betekent: ‘Mothernism is een utopische plek over zorg en de politiek die zich om zorg heen afspeelt. We hebben zo lang niet gepraat over het moederschap in de kunst. Ik wil het nu blijven tonen en erover blijven praten.’
In 1982 maakte Robert Mapplethorpe een portret van de 70-jarige Louise Bourgeois en haar sculptuur Filette. Onder haar arm klemt ze een uitvergrote penis vast als een handtas. De eikel leunt op haar vingers, de perfect ronde ballen komen achter haar schouders tevoorschijn. Op haar gezicht: een voldane glimlach.
Kunsthistoricus Mignon Nixon schrijft in 1997: ‘In Mapplethorpe’s foto schetst Bourgeois van zichzelf het beeld van de ‘bad enough mother’: de moeder die grijnst om de patriarchale overwaardering van de fallus.’
De sculptuur als personificatie van de man, die ze persifleert en zo onschadelijk maakt. In 1982 waren er maar weinig vrouwen in de westerse kunstwereld die open konden zijn over hun ouderschap of überhaupt het moederschap konden combineren met hun werk. Bourgeois sprak echter vanaf de jaren 70 steeds meer over haar kinderen en haar moederrol. Daar doelt Nixon ook op: Bourgeois als de zelfverzekerde, volwassen moeder die lachend de camera inkijkt, met de penis als het kleine kind dat nog stevig vastgehouden moet worden.
Kunstenaar Lise Haller Baggesen haalt de foto en de beschrijving van de ‘bad enough mother’ aan in haar publicatie Mothernism, die ik download vanaf haar website. Tijdens haar studie aan de kritische en open kunstacademie van Chicago, aan het begin van de jaren 10, is er geen ruimte voor gesprekken over de relatie tussen haar moederschap en kunstenaarschap. In 2013 munt ze dan ook de term Mothernism en besluit het onderwerp van moederschap in de kunst wél aan te gaan in haar thesis. Deze thesis is later uitgebreid naar een boek, de publicatie die ik download. Sinds haar afstuderen, inmiddels twaalf jaar geleden, reist Baggesen nog steeds rond met variaties op de installatie die ze in dat afstudeerjaar ontwikkelde: een installatie die bestaat uit een tent, spandoeken, een geprinte mindmap. In de installatie kunnen bezoekers zitten, haar boek lezen of beluisteren. Op de spandoeken zijn leuzen te lezen als: “Put the mom in MoMA” en: “What happens to the avant-garde when the mother laughs?”
Die laatste vraag, die Baggesen leent van Susan Suleimans artikel Playing and Motherhood: or, How to Get the Most of the Avant-Garde uit 1994, slaat ook op de foto van Mapplethorpe. Want wat gebeurt er eigenlijk met de avant-garde (het patriarchaat) wanneer de moeder (Bourgeois) lacht? “It becomes her,” schrijft Baggesen in haar thesis. Ik denk dat ik de installatie Mothernism zo kan opvatten: als de zelfverzekerde glimlach van een bad enough mother. Baggesen liet in 2013 met haar discotent zien niet onder de indruk te zijn van de gecanoniseerde kunstgeschiedenis. Met die houding wilde ze het onderwerp van moederschap uit de schaduw trekken en tonen dat er een andere soort kunstwereld mogelijk moest zijn.
Nu, in 2025, wordt het gesprek over het moeder- en ouderschap in de kunst wél gevoerd. De installatie Mothernism is te zien in de tentoonstelling Good Mom Bad Mom in het Centraal Museum in Utrecht. Ik spreek Baggesen in haar installatie, onder een discobal, over die veranderende kunstwereld en de betekenis van haar project in 2025.



Lieneke Hulshof
Je installatie voelt als een club aan, met lampen, glow-in-the-dark-elementen en verschillende discoreferenties. Waarom disco?
Lise Baggesen
Ik vond het moeilijk om de rol van schrijver aan te nemen in mijn thesis. Ik zag het niet als een verhaal met een begin, midden en einde. Toen dacht ik: misschien moet ik brieven aan mezelf schrijven vanuit een alter ego. Ik bedacht Queen Liba, een samensmelting van Lise Baggesen en disco-diva Donna Summer, een beetje zoals je als puber een bandnaam bedenkt. Als kind was ik enorm fan van Donna Summer, ik vond haar zo glamoureus. Ik wilde in mijn Mothernism-onderzoek iets van die glans weerspiegeld zien.
In de tweede feministische golf had je in Denemarken de paarse-luierfeministen. Als protest tegen de ongelijke verdeling van zorg gingen moeders paars geverfde katoennen luiers dragen op hun hoofd. Dat roept toch ook iets van een OMG-reactie op: “kijk die granola-feministen eens.” De katoenen luiers zie je ook terug in de installatie, nu als vlaggen. Ik wilde de moeder glamorous en entertaining maken, maar ook kritisch. Ik denk dat er veel vormen van kennis samenkomen op de dansvloer. We doen altijd alsof kennis tussen onze oren zit, maar kennis over het moederschap is letterlijk een buikgevoel. Ik vond dat Mothernism heupen nodig had, vandaar de discobal. Op de mindmap die ik altijd in iedere installatie hang, stond als eerste de naam van Donna Summer.
Ik zie op de vlaggen ook veel vormen terugkomen die doen denken aan het werk van Hilma af Klint?
Ze krijgt inmiddels veel aandacht, maar lange tijd werd zij genegeerd in de kunstgeschiedenis, terwijl ze toch de moeder is van de abstractie. Ik vind het boeiend hoe zij in haar werk nadenkt over tijd en creativiteit. Ze gebruikt veel cirkels in haar schilderijen. Voor mij betekenen die cirkels dat de dingen in de wereld met elkaar in verbinding staan. Dat er altijd een intergenerationele kracht is die mensen aan elkaar doorgeven. Tijd is niet lineair of hiërarchisch, maar eerder horizontaal.
In Mothernism ben ik heel open over de mensen die ik bewonder. Vandaar alle namen op die mindmap en de vormen uit het werk van Hilma af Klint die ik laat terugkomen. Mothernism gaat over dat web aan connecties.
Bij iedere presentatie pas jij je installatie aan. Zo ontbreekt in Utrecht de tent en heb je er juist meer een clubsetting van gemaakt met paarse vloerbedekking. Hoe kan het dat er twaalf jaar later nog zo veel aandacht is voor de installatie?
Toen ik in 2013 begon, had ik nooit gedacht dat ik twaalf jaar later nog steeds zou reizen met dit werk. Maar ik denk dat we op dit moment, politiek gezien, zo wanhopig zijn, dat we deze plek nodig hebben. Dat er nu in de kunst misschien wel ruimte is voor gesprekken die in de samenleving steeds minder gevoerd worden. Mothernism is een utopische plek over zorg en de politiek die zich om zorg heen afspeelt. We hebben zo lang niet gepraat over het moederschap in de kunst. Ik wil het nu blijven tonen en erover blijven praten.
Toen ik mijn thesis schreef, moest ik denken aan zuurdesem. Als je begint met het maken van zuurdesembrood, heb je ook altijd een starter van iemand anders, een soort moederdeeg. Deze starter blijft altijd bestaan, je moet haar voeden, ze vermenigvuldigt zich, en als je haar mengt met andere ingrediënten, kun je een brood bakken.
De tent uit Mothernism is een moederschip geworden voor gesprekken, en het gehele project is een soort organische fermentatie van materialen die met de tijd verandert, maar waarvan de innerlijke cultuur een constante blijft. Op die manier kan Mothernism mijn hele leven blijven transformeren en relevant blijven.


Je wilde dat jouw thesis een gesprek opende, en ook dat er in de installatie, op de bankjes waar wij nu op zitten, gesprekken plaats zouden vinden. Waar hoop je dat die gesprekken over gaan?
Het moederschap heeft een inclusieve benadering nodig, en zelfbeschikking is daarbij zo belangrijk. We moeten blijven praten over het recht van ieder mens om beslissingen te nemen over het eigen lichaam. Reproductieve rechtvaardigheid. Dat gesprek gaat niet alleen maar over abortus, maar ook over de vraag hoe we onze kinderen opvoeden. Wie voeden onze kinderen op? Het moederschap en de zorg voor kinderen worden momenteel weer privé gemaakt: de moeder die thuis aan het zorgen is. Dat komt doordat het Reaganisme en Thatcherisme weer opkomen. Hoe kunnen we nadenken over de toekomst terwijl deze krachten zo dominant zijn?
Punk is enorm belangrijk voor mij geweest, maar ik kan niet strijden voor het moederschap met het idee dat er geen toekomst is. Daarom ook disco: disco is de moeder in wier boezem we altijd kunnen terugkomen. Naast boos zijn wil ik ook dat er wordt gerust en gedanst in dit werk. Dat we toch echt blijven strijden voor een toekomst. Ik zou eigenlijk aan de curatoren moeten vragen of we in Mothernism een clubnacht kunnen organiseren.
Wat betekent de ‘Bad Enough Mother’ voor jou?
Toen ik mijn thesis aan het schrijven was, stuitte ik op de frase uit 1987: The Good Enough Mother, bedacht door psychoanalyticus Donald Winnicott. Daarmee wilde hij zeggen dat moeders – en ouders in het algemeen – goed genoeg zijn door simpelweg mee te bewegen met de behoeften van het kind. Hij bedacht de term als tegenwicht voor de toenemende druk die ouders, vooral moeders, door professionals werd opgelegd om een perfecte ouder te zijn. De moeder werd op een sokkel gezet, met onhaalbare verwachtingen: ze was óf heilig óf een totale mislukking. Hij wilde hen vertrouwen geven.
In Amerika heb je natuurlijk de badass. Een bad enough mother speelt met dat begrip: iemand die zich verzet tegen de verwachtingen van een ‘goede moeder’ én toch het kind blijft vasthouden. Iemand die ruimte maakt, voor zichzelf én voor het kind.
Hoe kijk jij naar de foto van Robert Mapplethorpe?
Toen ik Susan Suleimans artikel las en haar vraag What happens to the avant-garde when the mother laughs?, moest ik denken aan Louise Bourgeois. Zij is vaak bestempeld als een ‘slechte moeder’, omdat ze haar kinderen zou hebben opgeofferd voor de kunst. Maar dat idee verdient correctie. Bourgeois ís de badass mother én de avant-garde. Als je in het Amerikaans zegt: it becomes her, dan betekent dat meerdere dingen. Het maakt de avant-garde mooi, het past haar. Maar het betekent ook: de moeder wórdt de avant-garde.


Vanaf begin jaren 90 heb je lang in Nederland gewoond, je hebt de Rijksakademie gedaan en je kinderen zijn geboren in Amsterdam. Toch begon Mothernism pas in Amerika in 2013. Kwam dat omdat je in Amerika een andere ervaring had van het moederschap dan in Nederland?
Ik moet eerlijk zeggen dat ik het juist in Amsterdam heel moeilijk vond om moeder én kunstenaar te zijn. Ik had daar ooit een Nederlandse ex, waar ik samen mee op de kunstacademie zat. Deze ex vond dat ik de eerste vier jaar thuis zou moeten blijven als we ooit kinderen zouden krijgen. We hadden allebei een artistieke praktijk, maar die van mij zou ik op pauze moeten zetten. Die manier van denken was ik totaal niet gewend vanuit Denemarken.
Het was ook in Amsterdam dat ik werd gedumpt door mijn galerie bij de geboorte van mijn tweede kind. Ik kan natuurlijk niet bewijzen dat dit de reden was, maar zo heb ik het wel ervaren – en met mij veel moeders in die tijd. En ja, er werd gerookt op openingen, en met een baby paste dat misschien niet, maar het gaat mij om iets anders. Een gevoel dat ik later ook in Amerika, in 2013, zag: de dingen die mensen in de kunstwereld zeggen over kinderen, zouden ze nooit zeggen over andere groepen mensen. “Ik háát kinderen, ze zijn vervelend, ze zijn irritant etc.” Dat is een keuze, om zó over kinderen te praten. “Kinderen zijn hinderen” werd mij zelfs verteld door docenten. Ook in Chicago, tijdens mijn master Critical Studies nota bene, waar veel bruisende gesprekken over identiteitspolitiek en feminisme werden gevoerd, vond ik het storend hoe er werd gepraat over kinderen. Het boek dat is voortgekomen uit mijn thesis noem ik dan ook een lullaby én een battlecry. Ik moest die frustratie kwijt, en wilde iets maken waar ik zelf als jonge moeder iets aan gehad zou hebben.
Je hebt het over de jaren 90 en 00 in Amsterdam en de jaren 10 in Amerika. Hoe is het nu? Praten we in de westerse kunstwereld op een redelijke manier over kinderen?
(Het blijft lang stil)
Helaas niet. Ik denk eigenlijk niet dat we minder hard zijn geworden over kinderen, of tegenover elkaar. De toon in feministische kringen is harder dan ooit, terwijl aan het andere einde van het politieke spectrum de “momfluencer” en de “trad-wife” in opkomst zijn. Ook al is er qua tentoonstellingen, zoals ik eerder noemde, wel meer ruimte voor het gesprek over moederschap.
Er is ons gewoon elke, elke en elke keer verteld dat het zorgen voor een kind geen goed genoeg verhaal is. Zo vaak werd ik gezien als ‘truttig’ wanneer ik over mijn kinderen praatte of werk maakte als kunstenaar. In Nederland is dat het ergste wat je kunt zijn, toch? : een trut. Nou, de kunstenaar-moeder heeft ‘trut’ op haar voorhoofd staan. Dat beeld verander je niet in een paar jaar.
Toen ik mijn thesis schreef, ging het eerst moeizaam. Ik schreef te droog en theoretisch, maar ik had een hoogleraar die mij echt stimuleerde. In hiphop rappen ze over swinging their big dick, en dus zei zij tegen mij: “You have to swing your big womb around.” Ik moest harder terugduwen, en durven territorium in te nemen.
Het boek Mothernism is uitverkocht, maar op de website van Lise Haller Baggesen is het gratis te downloaden.
Good Mom Bad Mom is nog tot en met 14 september te zien in het Centraal Museum in Utrecht.