Adriënne van der Werf

Een Souffleur – een ode aan de bruine kroeg

Essay
5 juni 2025

De bruine kroeg dreigt te verdwijnen. Het CBS meldde dat er in iedere week van 2023 zo’n drie bruine cafés hun deuren voorgoed sloten. Deze tendens vormt het vertrekpunt voor ‘doesn’t last then, does it?’ – een tentoonstelling van het resort in café de Souffleur in Groningen. Adriënne van der Werf schreef een ode aan de bruine kroeg: ‘Misschien is dat wel de schoonheid van zulke plekken: herinneringen sterven met de mensen die er waren en krijgen geen plek in geschiedenisboeken of archieven. In een wereld die steeds generieker wordt, waarin steden op elkaar beginnen te lijken, waarin alles gedocumenteerd moet worden – met telefooncamera’s en Google-reviews – zijn juist de plekken die zich daaraan onttrekken van een andere orde.’

Een souffleur fluistert zachtjes met je mee. Niet op de voorgrond, maar altijd nabij. Een souffleur is iemand die samen met de acteur de tekst van een toneelstuk doorneemt en, als het nodig is, die zachtjes helpt herinneren. Een souffleur – fluisteraar in het Frans – ondersteunt en vangt op waar gesputter op de loer ligt. Iemand die met een zuchtje de woorden in je oor blaast.

Deze tekst is geschreven in opdracht van het resort, ter gelenheid van editie S08E01: ‘doesn’t last then, does it?’ – een expositie in de Souffleur die plaatsvindt in de weekenden van 3 mei tot en met 7 juni 2025.
De kunstenaars die zijn uitgenodigd voor de episode S08E01 zijn Hildur Elísa JónsdóttirDirk Hoogeveen en Yemo Park. Openingstijden en programma vind je op de website:
www.hetresort.nl

Een geheugensteuntje, een vangnet, een persoon die je de woorden in de mond legt. De onzichtbare, degene die ervoor zorgt dat de ander kan verschijnen, er kan zijn. Een zorgverlener, iemand die de ander draagt in een wereld vol hardheid en meningen. De souffleur volgt, herhaalt en brengt bij. Luistert, ziet en springt in. Voelt, werkt en beweegt mee met het verhaal dat ten tonele wordt gebracht. In een schouwburg of café, dat maakt eigenlijk niet zoveel uit.
Want werken in een café als de Souffleur is een theaterstuk, een performance op zichzelf. De souffleur staat achter de bar en kent de verhalen van de stamgasten die de revue passeren, luistert, vangt op waar nodig. In tegenstelling tot een sterrenrestaurant, waar de hoogste theatraliteit wordt verwacht, is de bruine kroeg het equivalent van een huiskamervoorstelling. In een restaurant vormt de keuken de coulissen van het grote spel der spijzen, maar de Souffleur heeft geen backstage. Of het moet de personeelskapstok achter de deur naar de trap zijn.
In een café liggen de rollen vast: de kastelein schenkt, de gasten bestellen. Wie het hoogste woord voert en waar de nadruk van het avondlijke toneel ligt, verschuift met het uur. Bezoekers nemen het woord, verhalen worden opgevoerd en vergeten. Maar één constante blijft: de toog, die strikte grens tussen het publieke en het private. De bar maakt het café tot meer dan een huiskamer;
ze herinnert aan waar het ooit begon – als verlengde van de woonkamer of als proeflokaal van een stokerij. Waar jenever eerst werd geproefd, voor de donkere keramieken fabrieksfles over de toonbank ging.
De karakters van De Souffleur treden klokslag 16:00 uur binnen. De een drinkt een koffie, de ander een La Chouffe. Verschillende namen en verhalen trekken voorbij: Anne Miek, Myrdin, Tjitske, Pelle, Annemarie, Lotte. Antivaxers, gepensioneerden, studenten, dokters, kunstenaars, leraren, punkmuzikanten en theatermakers – iedereen lijkt een plek te hebben in het café. Naarmate de avond vordert, wordt het licht gedempt (‘sfeerbeheer’) en stijgt het volume van de muziek en de stemmen, maar de toon van de kastelein blijft hetzelfde – de souffleur blijft luisteren

Het werk van Dirk Hoogeveen. Foto: Sjoerd Knol
Foto: Sjoerd Knol

Mijn ouders ontmoetten elkaar in een bruine kroeg in Vlissingen. Als kind kwam ik er geregeld. Ik herinner me hoe trots ik was dat mijn ouders elkaar tijdens zo’n late caféavond hadden leren kennen. Mijn moeder, acht jaar ouder dan mijn vader, vroeg aan de barman wie die jongeman was tussen al die oudere journalisten. Een nieuwe stagiair, bleek. In bruine cafés kent iedereen elkaar: men ziet wie er thuishoort, wie nieuw is. Toch blijft het café een plek waar iedereen te gast is, want niemand blijft slapen.
Er is weinig informatie te vinden over De Souffleur op het internet. Zo gaat dat met de vaste waarden van een stad. Het doet me denken aan de toekomst van het archief – en hoe juist dit soort boegbeelden en de kleine verhalen die zich eromheen samenklonteren vaak niet worden opgeschreven en dus niet kunnen worden herinnerd. Geen krantenknipsels over De Souffleur; slechts een paar nieuwsberichten over de moestuin op het terras in 2020 en over de wissel van eigenaren. Welke muzikanten, dichters en acteurs er hebben opgetreden blijft een raadsel. En ook verslagen van dates, nagesprekken na theaterstukken, openbaringen of het ontstaan van prille liefdes, zoals die van mijn ouders, staan nergens genoteerd. Alleen aanwezig in het geheugen van de vele passanten en vaste gasten.
Misschien is dat wel de schoonheid van zulke plekken: herinneringen sterven met de mensen die er waren en krijgen geen plek in geschiedenisboeken of archieven. In een wereld die steeds generieker wordt, waarin steden op elkaar beginnen te lijken, waarin alles gedocumenteerd moet worden – met telefooncamera’s en Google-reviews – zijn juist de plekken die zich daaraan onttrekken van een andere orde. Ze raken aan wat het leven werkelijk is: versplinterd, bruinig van alle woorden, sap, drankvlekken en nicotineaanslag die zich aan de muur en de vloer hebben gehecht. In de bruine brij die het leven vaak is, biedt het café ruimte voor verhalen, gewoontes en bekentenissen, die altijd kunnen worden toegevoegd, zonder druk, zonder dat ze vastgelegd hoeven worden.
Een van de vaste gasten tipte me een boek van Midas Dekkers. In Volledige vergunning schrijft hij dat de gouden dagen van de bruine kroeg in de jaren zestig lagen, een tijd waarin het café nog vanzelfsprekend deel uitmaakte van het openbare leven. Iedereen had, volgens hem, behoefte aan wat hij het derde leven noemde – een leven naast het eerste (het gezin) en het tweede (het werk). Dat derde leven speelde zich af in het café. Niet thuis, niet op kantoor, maar op die plek daartussenin. Waar je kon loskomen van je rol in het dagelijkse leven. Waar je jezelf kon zijn, of juist iemand anders. Een plek waar frustraties konden worden weggelachen of weggedronken. Een plek waar je kon zitten zonder doel, waar je niet meteen hoefde te praten maar waar je altijd iemand kon tegenkomen. Waar het leven zichzelf even leek te verdragen.
En toch – of misschien juist daardoor – is dat derde leven ook niet zonder schaduwkant. De bruine kroeg biedt een welkom rustpunt, maar ook een roes. De verzachting die het café bood, was soms de sluier waaronder het leven even niet gevoeld hoefde te worden. Niet voor niets verdwenen sommige stamgasten uit hun eerste of tweede leven – omdat het derde hen volledig opslokte. Het is een dunne grens, die tussen geborgenheid en vlucht. Tussen even kunnen zijn en nergens meer kunnen zijn. In het café wordt dat zelden uitgesproken, hoogstens gemompeld in een hoek, een halve zin aan de bar. Of als lament ten tonele gebracht.

Een performance van Hildur Elísa Jónsdóttir. Foto Sjoerd Knol
Een performance van Hildur Elísa Jónsdóttir. Foto Sjoerd Knol

Toen Ellen de Haan en Daphne Verberg van kunstinstelling het resort mij vroegen om een begeleidende tekst te schrijven voor de tentoonstelling S08E01: ‘doesn’t last then, does it?’ met werk van Yemo Park, Dirk Hoogeveen en Hildur Jónsdóttir, wilde ik pogen om iets van de bruine brij van het leven van De Souffleur vast te leggen in tekst. Een moeilijke opgave, want als oude gediende in een bruin café in de
Jordaan weet ik uit ervaring hoe complex een plek als deze is. Hoe schrijf je iets wat aan de veelheid van zo’n plek kan beantwoorden?
Het antwoord ligt in de publicatie en verjaardagskalender die je momenteel vasthoudt, waarvoor het idee naar boven kwam tijdens mijn tweede bezoek aan De Souffleur. Want om iets te kunnen schrijven over dit specifieke bruine café, moest ik er ten minste een paar avonden doorbrengen. (Voor wie dit nu online leest: dit stuk is oorspronkelijk geschreven voor de publicatie van S08E01 inclusief verjaardagskalender—en waarvoor het idee ontstond tijdens mijn tweede bezoek aan De Souffleur, red.)
Ik had Nederland doorkruist, van Zeeland tot Groningen, om bij iemand thuis te komen, zoals Airbnb ooit bedoeld was. Ik drukte op de bel van een rijtjeshuis in de Adelheidstraat, waar ik toen drie nachten verbleef. Harry deed open en vroeg me – het was 21:00 uur – of ik een kopje koffie wilde. Dat wilde ik – bij ons thuis was het ook nooit te laat voor koffie. We dronken het de hele dag, tot net na het achtuurjournaal.
Harry en Gea hadden al gehoord dat ik een stukje ging schrijven over De Souffleur en waren als vaste gasten benieuwd. ‘Ken je Luuk Verpaalen?’ vroegen ze. ‘De bekende theaterrecensent en café-eigenaar, die het etablissement omdoopte tot Schouwburgcafé De Souffleur?’
‘Nee,’ moest ik bekennen, en zag de teleurstelling in hun ogen.
‘Tot 2008 was hij eigenaar van de kroeg en de bezieler van de plek. Hij is enkele maanden geleden overleden.’
Ik besefte dat ik De Souffleur als enige bijdrager van de tekst nooit zou kunnen vatten.
Even later liet Harry me de studio zien waar ik de komende nachten zou verblijven. Na enkele uren soezen op het bed realiseerde ik me dat er geen toilet aanwezig was in de studio. Ik had bij het naar boven gaan wel een toilet beneden gezien, bij de voordeur, en ging er maar van uit dat ik die moest gebruiken. Ongemakkelijk liep ik de twee krakende trappen naar beneden en deed langzaam de deur open. Terwijl ik op het toilet zat, keek ik recht vooruit. Daar hing de verjaardagskalender van mijn Airbnb-host. Gea was morgen jarig.
Ik voelde me een buitenstaander, te gast, net als tijdens de caféavonden in De Souffleur om mezelf bekend te maken met de plek. De verjaardagskalender gaf me een haast voyeuristische inkijk in het leven van mijn gastgezin. Een gevoel dat in eerste instantie bij Airbnb paste. Je mocht gewoon je luchtmatras neerleggen in iemands huis, om er voor een kleine prijs te overnachten. Maar in een wereld waarin alles vermarkt moet worden, bleef er van dit romantische idee van gastvrijheid weinig over. Appartementen in de steden werden opgekocht om te verbouwen met generieke Ikea-modelinterieurs. Geen ziel, een huis waarin niet echt wordt geleefd en dus ook niemand echt te gast kan zijn. Een parallel met hoe horeca-etablissementen
momenteel worden ingericht: wit, met glanzend metaal en perfecte ensembles van tropische planten.
In een straatbeeld dat steeds homogener wordt, is de bruine kroeg als een verjaardagskalender op het toilet. Ze hangt er al jaren, vergeeld aan de randen, met namen die soms al zijn vergeten en datums die elk jaar opnieuw hun moment opeisen. Geen dagen, geen context – alleen het stille bewijs dat iemand er was of er nog steeds is. Ze verandert niet, ze herinnert. Aan mensen die kwamen en gingen.
Zo brengt de kalender de personages samen uit de drie levens waar Midas Dekkers over schreef: het huis, het werk en de kroeg. Oudgedienden en eigenaars, stamgasten en toevallige passanten – allemaal bewegen ze zich door de bruine brij die het leven is, in al zijn gedaanten. Misschien hoeven dingen niet opgeschreven te worden om herinnerd te blijven; misschien is het noteren van een geboortedatum of sterfdag een eerlijker manier om het leven van een bruin café te archiveren.
En mochten we het toch vergeten, dan is er altijd nog de kastelein die het ons als een souffleur kan toefluisteren.

Het werk van Yemo Park. Foto: Sjoerd Knol
Het werk van Yemo Park. Foto: Sjoerd Knol

Adriënne van der Werf (1991, Vlissingen) is curator, kunsthistoricus en cultuurwerker, actief in zowel Nederland als België. Na het behalen van een bachelor in marketingcommunicatie studeerde zij verder aan de Universiteit Gent, waar zij een bachelor en master in Kunstwetenschappen behaalde. Aansluitend volgde zij de postgraduaatopleiding Curatorial Studies aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK) in Gent. Sinds 2018 ontwikkelt zij onderzoeksgedreven, site-sensitieve projecten die de rol van autonome tentoonstellingsruimtes bevragen. Haar werk speelt zich vaak af in de (semi-)publieke ruimte en maakt gebruik van tijdsgebonden media. Van 2022 tot 2024 was zij (assistent-)curator bij Vleeshal. Sinds 2024 is zij artistiek coördinator van Nesse, een organisatie voor de productie, ontwikkeling en presentatie van hedendaagse kunst en ontwerp in Terneuzen. Daarnaast is zij medeoprichter en co-curator van Publiek Park, een nomadisch kunstproject in stadsparken en tuinen in België.

Advertenties

Ook adverteren op mistermotley.nl ? Stuur dan een mail naar advertenties@mistermotley.nl

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

* verplicht