Greep op het leven – op atelierbezoek bij Nynke Deinema
De gespreksonderwerpen tuimelen over elkaar heen als Alex de Vries op atelierbezoek gaat bij Nynke Deinema. Hij vraagt haar naar het ontstaan van haar kunstenaarschap en de aard van haar werk. Dat de kunst een onvermijdelijke bestemming voor haar is, blijkt uit alles, maar die praktijk is niet vanzelfsprekend tot stand gekomen. Er is zoveel gaande in haar leven dat het haar soms overweldigt. Met haar werk slaagt ze erin daar greep op te krijgen.
Een gesprek met Nynke Deinema (Rotterdam, 1963) over haar werk en loopbaan schiet alle kanten op: haar Friese achtergrond, de familiegeschiedenis in voormalig Nederlands-Indië en Indonesië, haar jeugd en opvoeding in West-Brabant, haar opleiding aan de Pabo, het lesgeven op een dovenschool, de avondopleiding beeldhouwen aan de Rietveld Academie, haar positie als vrouw in de beeldende kunst en het leven, en natuurlijk haar projecten als beeldend kunstenaar, zowel vrij werk als werk in de publieke ruimte en sociaal-maatschappelijke samenwerkingen. Alles beïnvloedt alles bij Nynke Deinema.

Nynke Deinema deelt haar atelier in Pakhuis Wilhelmina aan de Amsterdamse Veemkade met Femke van Heerikhuizen. Femke werkt beneden en Nynke op de ruime entresol met uitzicht over het water van de IJ-haven.
Als ik Nynke Deinema bezoek zie ik in de hal van het trappenhuis een oproep van haar waarin ze vraagt om informatie en ervaringen met de kebaya, een traditioneel kledingstuk dat in Indonesië door vrouwen wordt gedragen, een blouse-jurk, meestal van katoen dat met kant of borduurwerk is afgewerkt en wordt gedragen in combinatie met een sarong of een batik doek die om het middel wordt gewikkeld. Later vertelt ze me dat dit traditionele Indonesische kledingstuk uit de vijftiende eeuw is erkend als UNESCO erfgoed. ‘Mijn grootmoeder werd na haar overlijden opgebaard in een sarong en kebaya, tot verbazing en verontwaardiging van mijn vader die het iets ‘voor de kampong’ vond. Hij keek erop neer. Ik ben bezig met een onderzoek ernaar voor mijn actuele project De schaduw van de witte kebaya.’


De gespreksonderwerpen tuimelen over elkaar heen als ik vraag naar het ontstaan van haar kunstenaarschap en de aard van haar werk. Dat de kunst een onvermijdelijke bestemming voor haar is, blijkt uit alles, maar die praktijk is niet vanzelfsprekend tot stand gekomen. Er is zoveel gaande in haar leven dat het haar soms overweldigt. Met haar werk slaagt ze erin daar greep op te krijgen.
Ze werd geboren als vierde en laatste kind in een gezin dat uit Indonesië naar Nederland was gekomen. Zij kwam pas negen jaar na haar jongste broer ter wereld. Haar zus en een broer zijn inmiddels al overleden.
‘Mijn familiegeschiedenis begint in Friesland waar de Deinema’s en Stienstra’s vandaan komen, maar mijn grootvader vertrok in 1911 naar het voormalige Nederlands-Indië, waar mijn grootmoeder al sinds haar tweede woonde, om daar te gaan werken als administrateur van de cultuuronderneming Siloewok Sawangan op Java, waar cacao, kapok, koffie en rubber werden geproduceerd. Daarover maakte ik in 2022 een kunstproject door afbeeldingen uit mijn familiealbum te bewerken: ik bekraste en perforeerde ze en wreef ze in met kleur. Ik zie het als een vorm van iconoclasme, een beeldenstorm, om dat gekoesterde beeld van wat vergoelijkend ‘andere tijden’ wordt genoemd, kritisch te benaderen. In mijn ogen zijn het altijd andere tijden – het is van alle tijden. Ongelijkheid en onderdrukking zijn nooit te rechtvaardigen en zeker niet uit gevoelens van nostalgie gebaseerd op superioriteitsdenken en hiërarchische verhoudingen. Nederlanders die in Indonesië hebben geleefd spreken bijvoorbeeld met ontroering over de baboe door wie ze zijn verzorgd, maar hoe die baboe heette weten ze niet, haar naam kennen ze niet.

Mijn ouders trouwden, zoals dat heette ‘met de handschoen’ wat betekende dat mijn moeder pas later naar Indonesië ging. Mijn vader vergat haar af te halen toen ze met de boot aankwam in de haven. Hij had daar een verhouding met een andere Nederlandse vrouw. Daarover zwijgen is tekenend voor mijn hele familiegeschiedenis. De koloniale tijd, de Tweede Wereldoorlog, de Japanse bezetting, de mishandelingen, dwangarbeid aan de Pakan Baroe-spoorlijn op Sumatra, de zogenaamde politionele acties, de Bersiap-tijd, de onafhankelijkheid van Indonesië: het zijn die historische omstandigheden die op het leven van mijn familie van grote invloed zijn geweest. De broer van mijn vader was getrouwd met een Indonesische van Chinese afkomst, waardoor ook culturele verschillen over en weer onder druk kwamen te staan.’
Nynke Deinema werd geboren in Rotterdam en woonde in Capelle aan den IJssel waarna het gezin Deinema zich in Noord-Brabant vestigde, eerst in Bosschenhoofd en daarna in Achtmaal, vlakbij Zundert. In Zundert keerde Nynke later terug als artist-in-residence in het Van GoghHuis, waar ze haar project De nieuwe aardappeleters uitvoerde, dat van 28 juni tot 2 november 2025 opnieuw te zien zal zijn in de tentoonstelling Patate in het Van GoghHuis. Ze vroeg zich daar ter plekke af wie Van Gogh vandaag zou zien als de aardappeleters. Een maand lang filmde Deinema Oost-Europese seizoenarbeiders, waarbij ze de nadruk legde op hun handen. De betekenis van handgebaren is een terugkerend thema in haar werk.
‘Na de middelbare school deed ik eerst in Rotterdam een jaar de HBO Jeugdwelzijnswerk en ik gaf taalles aan migranten. Daarna maakte ik de Pabo af. In 1990 schreef ik me in voor de avondopleiding beeldhouwen aan de Gerrit Rietveld Academie. Daar kreeg ik les van Shlomo Koren, Tony Andreas, Frank Mandersloot, Roy Villevoye en Paul Goede. Het was een mannenaangelegenheid. De enige vrouwelijke docent was Loes van der Putten die op aandringen van de studenten werd aangesteld.
In die jaren had ik nog een romantisch beeld van de kunst, ook beïnvloed door een boek als Die Leiden des jungen Werthers van Goethe. Ik kende diens gedicht Erlkönig uit mijn hoofd: ‘Wer reitet so spät durch Nacht und Wind? Es ist der Vater mit seinem Kind.’ Ik las Beckett, Nabokov en Primo Levi. Je kunt zeggen dat die literatuur deprimerend was, hoewel ik Beckett ook erg humoristisch vond, en ik had in die tijd zeker last van depressies, maar door te lezen zag ik ook dat ik niet de enige was die zich kwaad maakte over de wereld en daar kreeg ik uiteindelijk de energie van om mijn werk te maken. Nog altijd word ik vaak gedreven door woede die ik al beeldend positief kan omzetten. In 1994 ging ik voor een uitwisseling naar de Hochschule der Künste in Berlijn waar ik studeerde bij Katharina Sieverding en waar het gedachtegoed van Boris Groys over kunst in een sociale en politieke context centraal stond. Daar heb ik leren discussiëren. Op de Rietveld was het toch vooral veel tegen elkaar in praten. Dat was in mijn beleving vaak net een psychiatrische inrichting, al heeft de opleiding me ook veel gegeven.’
Nynke Deinema studeerde af in 1995 en kon met twee achtereenvolgende startstipendia gevolgd door twee basisbeurzen een professionele beroepspraktijk starten. Ze besteedde het geld aan de ontwikkeling van haar sculpturen en aan studiereizen. Ze ging met de transsiberië expres van Moskou naar Beijing. Ze kon haar werk laten zien in galeries als Lumen Travo en Akinci, maar in het maken van werk voor de verkoop in galeries vond ze niet haar geluk.
‘Ik maakte in die tijd video’s en sculpturen die ik aan mijn lichaam bevestigde en fotografeerde, ik was altijd zelf mijn model: mijn eigen lichaam. Het betrof onderzoek naar materiaal uit het dagelijks leven, zoals lippenstiften en pleisters, dat ik omzette naar een andere context zodat het een andere betekenis kreeg.
Ik heb veel tentoongesteld in binnen- en buitenland, maar heb moeite met de kunstwereld als het gaat om het maken van verkoopbaar werk. En je kunt niet eeuwig beurzen blijven aanvragen. Het ging me er meer om dat ik in maatschappelijke zin iets zinvols deed. Ik heb in 2004 met grafisch vormgever Caroline de Roy de stichting Tijdelijk Zicht opgericht voor tijdelijke projecten in de openbare ruimte.’


In 2005 maakte ze, mede ingegeven door haar achtergrond in het onderwijs, een werk over straattaal: Check die merrie, wat ‘Kijk die Mercedes’ betekent. In samenwerking met Leonie Cornips van het Meertens Instituut, rapper Kimo en rapster Nina werden leerlingen van het Nova College uit Amsterdam-West betrokken bij het project dat in foto’s, video’s en geluidsopnamen tijdens een presentatie op het Koningsplein aantoonde dat taal altijd in beweging is.
In 2008 waren Deinema en De Roy actief in Amsterdam-Noord waar ze het Noord-gevoel gingen onderzoeken in de Van der Pekbuurt waar toen veel te gebeuren stond: nieuwbouw, de komst van het filmmuseum en de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
Nynke Deinema: ‘Leerlingen van het Bredero College maakten gedichten en schrijfster Nelleke Zandwijk schreef speciaal voor het project een verhaal over het Noord-gevoel. Voor Bed&Brek in de Van der Pek richtten we een huis in met spullen en meubels die door de buurtbewoners waren afgestaan, gemaakt of in bruikleen gegeven. Het was ook mogelijk om een nachtje te komen slapen in het Noord-gevoel. Bij het project is een publicatie gemaakt, bestaande uit een tasje met dvd, reisgids en briefkaart.’
Met een bakfiets vol laden en kastjes – De Rituelenkar -verzamelden ze in Bijlmer op straat en bij scholen en bibliotheken de verhalen over rituelen van mensen met uiteenlopende culturele achtergronden. Fragmenten ervan, geluiden en geuren werden zo in directe wisselwerking en uitwisseling met de bewoners van de Bijlmer gedeeld.
Het doel van het werken in de sociale context is om zaken van binnen naar buiten te keren, om zichtbaar te maken wat er binnen een gemeenschap leeft. Daarmee krijgt de betekenis van maatschappelijke betrokkenheid een component van verbeelding waarbij fantasie, creativiteit, communicatie en speelsheid de boventoon voeren.

In het verlengde van haar kunstpraktijk heeft Nynke Deinema tijdens haar loopbaan betaald werk verricht om in haar onderhoud te kunnen voorzien. Ze ziet dat werk als behorend bij haar kunstenaarschap. ‘Op de academie werd je vooral ingeprent dat je je als kunstenaar met bijbaantjes overeind kon houden, hoewel je dat niet aan de grote klok moest hangen. Maar ik zie het niet als iets dat ik ‘erbij doe’. In het Stedelijk Museum in Amsterdam heb ik zes jaar rondleidingen verzorgd volgens de Visual Thinking Strategy waarbij je uitgaat van de eigen observaties en interpretaties van de deelnemers. Ik heb op een dovenschool gewerkt en in het speciaal onderwijs met leerlingen die moeite hebben met horen of met taal. Ik heb daarvoor gebarentaal geleerd en die kennis is belangrijk voor het werk dat ik als beeldend kunstenaar maak. In mijn publicatie Gaze, die verwijst naar mijn project Female Hands, kijk ik naar de positie van de vrouw in de beeldende kunst. In Female Hands heb ik me geconcentreerd op vrouwenhanden in zestiende- en zeventiende-eeuwse schilderijen.’
Ze maakte daar prints van, kraste in de foto’s, perforeerde ze en wreef ze in met pastel. In de publicatie Gaze laat ze die bewerkte foto’s zien aangevuld met foto’s van mobielen, vrij in de ruimte hangende, bewegende foto’s.
‘Het krassen in foto’s verbeeldt voor mij de sporen die het leven met zich meebrengt – lijnen als herinneringen, ingeschreven in een huid van papier. Door ze te vullen met zachte pasteltinten, zoals roze en rood, verzacht ik hun scherpte. Deze kleuren verwijzen naar de kwetsbaarheid van het lichaam waar elke ervaring een afdruk achterlaat.’
In Gaze staan ook verhalen over opmerkelijke acties van vrouwen in de kunst: de vernieling van de Venus van Velázquez met een vleesbijl door Mary Richardson op 10 maart 1914 in de National Gallery in Londen ten behoeve van de strijd voor vrouwenkiesrecht; het urinoir toegeschreven aan Marcel Duchamp dat, gemaakt door Elsa von Freytag-Loringhoven, door haar onder het pseudoniem Richard Mutt met de titel Fountain was ingezonden voor een tentoonstelling in New York; de uitkomst van een onderzoek door het kunstcollectief Guerilla Girls dat slechts vijf procent van alle kunst die wereldwijd in musea te zien is, gemaakt is door vrouwelijke kunstenaars; hoe Anna Marta Schurman in de zeventiende eeuw als eerste vrouwelijke student aan een universiteit de colleges vanachter een gordijn moest volgen zodat de heren studenten geen aanstoot aan haar zouden nemen; hoe op een Chinees porseleinen schaaltje de gekruisigde Jezus met borsten werd afgebeeld; verhandelingen over inkomensongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke beeldend kunstenaars en de noodzaak om de kunstgeschiedenis te herschrijven om het aandeel van vrouwen daarin recht te doen zoals gesteld door Griselda Pollock. Gaze werd aangekocht door de Koninklijk Bibliotheek in Den Haag en Tresoar, een museum, archief en bibliotheek in Friesland.

Een intrigerend werk van Nynke Deinema over de rol van de vrouw in maatschappij maakte ze naar aanleiding van een reis door Albanië. Daar kwam ze in aanraking met het fenomeen van de Burnesha, een vrouw die als man door het leven gaat om het familiebezit veilig te stellen. ‘Mijn video-installatie Lali/Diana toont een zwijgend portret van het uitstervende fenomeen van de sworn virgin – Burnesha in het Albanees – uit het patriarchale Noorden van Albanië. Dit is een streek waar gemeenschappen volgens de Kanun leven, een traditionele vijftiende-eeuwse erecode waarin de meeste sociale privileges slechts voor mannen gelden. Een sworn virgin is een meisje of jonge vrouw die in overleg met en ten overstaan van de gemeenschap en familie een eed of gelofte van kuisheid aflegt, en vervolgens als jongen/man door het leven gaat. Hiermee kan voorkomen worden dat een familie zonder zoon al haar land verliest. Tegelijkertijd verwerft de sworn virgin dezelfde vrijheden die de man in deze gemeenschappen heeft.’
Al het werk van Nynke Deinema is doortrokken van persoonlijke betrokkenheid. Tijdens ons gesprek laat ze blijken dat ze zich verschrikkelijk kwaad kan maken over maatschappelijke ongelijkheid en het onbegrip tussen mensen. Haar kwaliteit als beeldend kunstenaar is dat ze haar boosheid en verontwaardiging kan omzetten in sterke beelden die, als je ervoor open durft te staan, je in de ziel kunnen raken.