Anika van de Wijngaard

Wanneer zijn we opgehouden met dwalen? – In gesprek met Obby Veenstra

Interview
16 december 2025

In de tiendelige serie Grond voor kunst zoomt Anika van de Wijngaard in op de interactie tussen hedendaagse beeldende kunst, het Groningse landschap en de cultuurhistorie.

Niet in de steden, maar in het land daaromheen vinden de meest radicale veranderingen van deze tijd plaats. In 2020 presenteerde architect Rem Koolhaas in het Guggenheim New York de tentoonstelling Countryside, the future. Koolhaas stelde dat deze tentoonstelling ging over de 98 procent van de oppervlakte van de aarde, dat geen stedelijk gebied was. Een omgeving waar bovendien minder aandacht voor is, ofwel ‘an ignored realm’.[1]

Ik keer later terug bij deze tentoonstelling, maar bevind me nu op een rechte weg. Het zou een eindeloze lijn door het oneindige vlakke land kunnen zijn. Ik zie de weg verdwijnen in de horizon. Er staan een paar bomen, daarachter zie ik windmolens en daarboven schilderachtige wolkenluchten. Toch ligt voorbij het verdwijnpunt mijn bestemming: Bellingwolde. Op de Hoofdweg werd in 1973 het Museum de Oude Wolden geopend. Een streekmuseum, zoals je ze wel vaker tegenkomt in dorpen. De collectie van dit museum telt zo’n vierduizend historische objecten en gebruiksvoorwerpen uit de regio, met name uit de negentiende eeuw. 

Het dorp is onderdeel van de Groningse gemeente Westerwolde. De collectie en het gebouw waarin het museum gevestigd is zijn bezit van de gemeente. De dagelijkse organisatie verzelfstandigde in 2017. Niet lang daarna schudde het museum ook de oude naam van zich af. Het ging verder onder de afkorting: Het MOW.[2] 

 

Het streekmuseum heeft altijd aandacht gehad voor het lokale landschap, maar een traditioneel streekmuseumimago – enkel gericht op de geschiedenis – probeert Het MOW te vermijden. Dit doet het museum door thematische tentoonstellingen te presenteren over actuele onderwerpen en de transformaties op het platteland.

Obby Veenstra is er sinds 2010 directeur. Onder haar hoede vond de renovatie van het gebouw plaats. ‘Ik ben ook aangetrokken om de vernieuwing van het museum vorm te geven, meer publieksgericht met een wisselend programma.’  

Ze reist wekelijks vanuit haar woonplaats Leeuwarden naar het museum. Ze pakt vaak het openbaar vervoer, eerst de trein en dan vanaf Winschoten met de bus. Ik ben benieuwd hoe zij de omgeving bekijkt waar ze doorheen reist?  Ze vertelt dat ze erover leest en luistert naar wat mensen haar erover vertellen. ‘Ik word daardoor van verschillende kanten gestuurd’, zegt ze, maar voegt eraan toe: ‘ik probeer ook onbevangen naar het landschap te kijken.’ 

Om je heen kijken, terwijl je je door het landschap beweegt, brengt volgens haar inspiratie voor tentoonstellingsthema’s. Over het landschap zelf merkt ze op: ‘De leegte vind ik fascinerend, die heb je bijna nergens meer in Nederland. Als je meer naar het zuiden van de streek gaat, kom je in een romantischer, kleinschaliger landschap, heuvelachtiger met meer bosschage.’ 

Gemeenschap
Bij de opening van deze serie Grond voor kunst schreef ik dat ik mij realiseerde dat vragen over de betekenis van kunst in relatie tot de publieke ruimte niet alleen moeten liggen bij hen die kunstprojecten bedenken en ontwikkelen. De vragen moeten ook worden voorgelegd aan hen die zich verbonden voelen met de plek en het landschap.

Ik ga in gesprek met Obby om van haar te horen hoe het ze het imago van het streekmuseum, dat bij uitstek verbonden is aan het omliggende landschap, opnieuw contextualiseert door gebruik te maken van hedendaagse kunst. 

Ik ben mij bewust dat Obby enkel één stem is, maar zou ik mogen stellen dat Het MOW, als museum verbonden aan de streek, geland en geaard is op de plek en bij de gemeenschap? Het museum is hier al ruim vijftig jaar gevestigd en de historische objecten in de collectie zijn vervaardigd of gebruikt door de lokale gemeenschap. Ook draait Het MOW grotendeels op vrijwilligers die allemaal in de regio wonen. Er zijn drie betaalde deeltijd krachten, waaronder de directeur, en 34 vrijwilligers. Zij werken als kassa- en publieksmedewerkers, maar helpen ook bij de inrichting van tentoonstellingen en de zorg voor de collectie. Behalve dat Het MOW het om budgettaire redenen moet hebben van hun inzet, verbindt het museum zich zo ook met de lokale gemeenschap.

Landschapspijn
Het Guggenheim en een streekmuseum in Westerwolde, dat jaarlijks zo’n zevenduizend bezoekers ontvangt, zijn onvergelijkbare eenheden. De wereldwijde ontwikkeling in grote plattelandsgebieden die Koolhaas onderzocht, en die hij in 2020 naar New York bracht, lijken zich op dit soort plekken in Nederland op kleinere schaal af te tekenen. 

De windmolens en elektriciteitsmasten zijn al enige tijd onderdeel van het uitzicht, maar ook de ‘verdozing’ van platteland treedt op met de komst van datacenters. Wie meer richting het noorden reist, komt al snel in de buurt van de Groningse Eemshaven waar het uitzicht wordt bepaald door de haven, de energietransitie en het logo van Google opdoemt. Het is vooral ook het gevoel van iets verliezen dat er samenkomt met de uiterlijkheden van innovatie. Of zoals Koolhaas het verwoordde: ‘Currently, countryside discourse is polarized between attempts to keep “as is” and to change “everything”.’[3]

Tijdens ons gesprek wijst Obby mij op Countryside, the future. De tentoonstelling inspireerde haar. Het was tijdens de coronapandemie, toen het museum tijdelijk gesloten was, dat ze de tijd kreeg om na te denken over hoe ze inhoudelijke identiteit van Het MOW kon verdiepen.

Obby Veenstra: ’Koolhaas had net die tentoonstelling over het platteland gepresenteerd. Er was op dat moment veel belangstelling voor het verdwijnen van het groene platteland. De bijzondere eigenschappen van dit gebied wilde ik gebruiken als voeding voor de tentoonstellingsthema’s. In Groningen wordt ook veel landschapspijn ervaren. Dat heeft met de aardbevingen te maken, maar ook de opkomende zonne- en windenergie. Wij gaan op zoek naar bijzondere eigenschappen van het landschap die nog wel overeind staan, maar we vertellen daar geen eenduidig verhaal over. Dat er verschillende perspectieven naast elkaar worden gepresenteerd en wij bezoekers uitnodigen om eigen gedachten te vormen, in interactieve onderdelen maar ook tijdens rondleidingen, daarop krijgen wij positieve reacties. Het nodigt ook uit tot betrokkenheid. Het museum wil niet als een soort alwetende verteller een verhaal over het platteland uitleggen.’ 

Nostalgie
De oorsprong van het streekmuseum ligt in de transitiepijn die werd ervaren in de jaren zeventig door de modernisering op het platteland, aldus Obby. ‘Vanuit de gedachte dat we grootmoederstijd moesten bewaren. Nu zitten we opnieuw in zo’n transitieperiode.’ 

Dat het landschap verandert, is niet nieuw. Hoe wordt voorkomen dat tentoonstellingen en bijbehorende storytelling daarover in nostalgie vervallen, gevoed door de landschapspijn die nu wordt ervaren? ‘Juist in het botsen van de perspectieven en invalshoeken worden de bezoekers uitgedaagd om na te denken’, zegt ze. Zo kwam de omgang met wilde dieren op het platteland aan bod in de tentoonstelling Knollenland, waarbij het museum volgens Obby geen stelling nam, maar ruimte liet aan kunstenaars en bezoekers om hun eigen positie te bepalen. Een ander thema was het verdwijnen van de duisternis in de tentoonstelling Duuster. Een noodzakelijke groene energietransitie brengt windmolens die ’s avonds met hun rode knipperlichten de hele lucht vullen: de één ziet er een soort lichtkunstinstallatie in, de ander noemt het lichtvervuiling.

Het museum wisselt tijdelijke tentoonstellingen rondom collectieobjecten en de geschiedenis af met de thematische tentoonstellingen waarin ruimte is voor actuele kunst. Kunstenaars worden uitgenodigd om deel te nemen via open calls. Uit de aanmeldingen worden zo’n dertig beeldend kunstenaars geselecteerd. Een groot deel van deze kunstenaars werkt en woont in Groningen. Diverse beeldende kunstpraktijken, media en materialen komen in deze tentoonstellingen samen. Vergoedingen voor de kunstenaars zijn er alleen niet. Voldoen aan normen van fair pay is voor het MOW voorlopig niet haalbaar, stelt Obby. 

‘We zijn hartstikke klein en we hebben geen grote budgetten. Ik vind het een heel precaire manier van tentoonstellingen maken en dat willen we graag op termijn veranderen.’ Die verandering zou kunnen komen door programmalijnen te maken, waarin meerdere tentoonstellingen zitten, waar financiering voor gezocht kan worden. Maar een lange-termijn-planning was eerder lastig vanwege langdurige onzekerheid over onze gemeentelijke subsidie, legt Obby uit.

Gemeente
Het MOW heeft een geschiedenis op de plek en is verbonden met de lokale gemeenschap, maar het betekent niet dat inhoudelijke keuzes volledig zijn omarmd. Het MOW had moeite met het verdedigen daarvan richting de gemeente, die het museum inhoudelijk wilde herzien. De nadruk moest worden gelegd enkel op de geschiedenis van het landschap.[4]

Het museumbestuur van Het MOW sprak in de gemeenteraad de zorgen uit over het voortbestaan van het museum.[5] Eind 2024 werd het gemeentelijke beleid verworpen. Er werd onderzoek gedaan en een nieuwe cultuurnota opgesteld, die nu nog moet worden vastgesteld. Hierin is meer erkenning voor de inhoudelijke koers van Het MOW.
’Het omarmt wel onze kijk op de toekomst’, stelt Obby. Ze hoopt dat dit nieuwe beleid verandering gaat brengen waardoor ze verder kan gaan met het ontwikkelen van het museum tot een plek van landschapsbeleving. Inhoudelijke keuzes moeten volgens haar liggen bij het museum zelf, niet bij de politiek. 

Hoe blijft ze in die verdere verdieping van de inhoud ook verbinding aangaan de gemeenschap om het museum heen?

Obby Veenstra: ‘Je moet je oor al eerder te luisteren leggen bij de gemeenschap, wil je tot goed beleid komen. Bij ons zit inspraak heel sterk in de uitwerking van het programma. De thematische keuzes zijn van ons, maar de invulling van het thema is een gesamtkunstwerk, van kunstenaars, museum en publiek. We doen dan met publieke oproepen, maak-acties in de exposities en meer. Wij hebben een kinderbestuur waarbij kinderen adviseren op ons jeugdprogramma, wat een doorlopende vorm van lokale betrokkenheid is. Als wij iets op ons buitenterrein doen, zoals toen we een folly presenteerden voor het museum bij de tentoonstelling Duuster, dan melden wij dat wel bij de overburen, zodat ze niet voor verrassingen komen te staan en er ruimte is voor vragen. Dat gaat om tijdelijke dingen.’

Investering
Obby Veenstra: ‘Wat ik als uitdaging zie is dat grote projecten vaak vanuit de stad geregeld worden. Die projecten komen hier iets brengen, maar halen ook iets op. Als lokale organisatie vind je het belangrijk en wil je dat een project slaagt, maar er zit vaak veel werk in de samenwerking. Je kunt projecten niet lokaal overnemen; het zijn te grote projecten om erbij op te pakken. Het blijft zo vaak bij een losse flodder.’ 

Het is volgens Obby noodzakelijk om te investeren in de basis van de culturele infrastructuur van het oosten in Groningen, of eigenlijk het hele platteland. ‘Niet om nog meer van hetzelfde te doen, maar juist om projecten, die vernieuwing en culturele meerwaarde brengen, op te kunnen pakken’, zegt ze. ‘Er wordt nu vaak gezegd: we hebben een levendige stad en op het platteland prachtig erfgoed, terwijl op het platteland veel potentie ligt om met meer cultuur grote impact te maken. Westerwolde heeft meer aan groeiend cultuurtoerisme, dan aan het zoveelste zonnepark.’ 

Bos
Achter het museum ligt een klein bos dat door de gemeente in de jaren zeventig is aangelegd. Het staat in verbinding met een project dat Obby in de publieke ruimte wil aanpakken: met een landschapsarchitect wil ze het buitenterrein van het museum gaan herontwikkelen, waardoor de entree van het bos meer naar voren komt en het museum – binnen – en bijbehorend bos – buiten – meer samen. Het museum en buitenterrein zouden gezamenlijk een fysiek vertrekpunt kunnen worden voor de verkenning van het landschap van Westerwolde, als het aan haar ligt.  

‘Het is belangrijk om als museum buiten de eigen muren te trekken’, stelt Obby. Die ambitie is al zichtbaar in de culturele programmering van het museum waarbij het publiek echt naar buiten gaat om het landschap te beleven, regelmatig in combinatie met een presentatie of optreden van een kunstenaar of muzikant. Kunst is een goede manier om op emotionele manier verhalen te vertellen en de luikjes te openen in mensen hun hoofd.’ 

In de publicatie die werd uitbracht bij Countryside, the future staat een overzicht van vragen over het platteland. Een daarvan valt mij in het bijzonder op: wanneer zijn we opgehouden met meanderen? Dit resoneert bij de houding die ik herken in ons gesprek over hoe we het landschap kunnen verkennen en beleven.

 

Voetnoten
[1] Amo, Rem Koolhaas, Countryside a report (2020), p. 2-3.
[2] De volledige naam die wordt gebruikt is Het MOW. Museum Westerwolde.
[3] Amo, Rem Koolhaas, Countryside a report (2020), p. 3.
[4] ‘Cultuurnota Westerwolde 2025-2029’, p.15.
[5] Spreekrecht P. Yspeert, voorzitter bestuur Het MOW, Raadsvergadering 11 december 2024 westerwolde.bestuurlijkeinformatie.nl. Geraadpleegd november 2025.

Bronnen
Amo, Rem Koolhaas, Countryside a report (2020)
guggenheim.org/exhibition/countryside
hetmow.nl

Beeldredactie
Het beeld bij deze serie is speciaal gemaakt door kunstenaar Koen Kievits omdat Mister Motley en Anika van de Wijngaard een relatie zien tot zijn praktijk en de thematieken in de reeks Grond voor kunst. De werken van Koen ontstaan namelijk in het samenspel tussen verwijdering en creatie, en het opdelen en samenbrengen. In zijn schilderijen, fotografische werken en installaties staat de verwijdering van materiaal als gehanteerde techniek voorop. Door eerder iets weg te halen dan toe te voegen is het onderzoek van Koen gestoeld op datgene wat achterblijft en tevoorschijn komt. Meer werk van Koen op zijn website: www.koenkievits.com

De tiendelige reeks Grond voor kunst wordt mede mogelijk gemaakt door een bijdrage uit de Kunst Media regeling van het Mondriaan Fonds.

Advertenties

Ook adverteren op mistermotley.nl? Stuur dan een mail naar advertenties@mistermotley.nl

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

* verplicht