Anika van de Wijngaard

Is hier grond voor kunst?

Essay
23 oktober 2025

Vandaag puliceren we het eerste deel in de tiendelige serie Grond voor Kunst, een reeks waarin Anika van de Wijngaard en Mister Motley inzoomen op de  interactie tussen hedendaagse beeldende kunst, het Groningse landschap en de cultuurhistorie. Er zijn eigenschappen, kwaliteiten en verhalen van dit landschap die door werk en handelen van mensen zijn ontstaan. De sloten, wijken, wegen en waterlopen: verkaveling- en infrastructuren laten als zichtbare elementen de historische gelaagdheid van het Groninger landschap zien. Het vertelt ons over het verleden en daarmee ook over de lokale gemeenschap die het landschap vormgaf. Hoe verhoudt dit zich tot de vraagstukken van vandaag de dag, hoe ontsluiten we dit alles en hoe zorgen we er vervolgens voor dat de hang om in dit landschap hedendaagse kunstprojecten te ontwikkelen niet los lomt te staan van de behoeftes van de lokale gemeenschap? Vanuit de wens meer gesprek te voeren over het ‘aarden’ van locatiespecifieke kunst zullen we naast een reeks essays ook in gesprek gaan met drie programmamakers/curatoren en de mensen uit de lokale gemeenschap die zij consulteren en betrekken bij de ontwikkeling van hun projecten.

Ik ben een stadsmens, geboren en getogen in de Randstad. Het voelt juist om dit te benoemen voordat ik begin te schrijven over een plek waar ik niet vandaan kom en waar ik, voor zover ik weet, geen familiegeschiedenis heb. Een persoonlijke innige verbondenheid met de landschappen van de provincie Groningen heb ik niet.

 

Dit moet duidelijk zijn, zo fluistert iets in mij, voordat ik aanvang. Als je achtergrond van invloed is op hoe je naar een omgeving kijkt en welke verbindingen je wel en niet legt, lijkt het mij zelfs noodzakelijk om te noemen. Mijn positie kent een zekere distantie: ik ben slechts een bezoeker, een buitenstaander.

Ommelanden
Het lezen van landschappen was voorheen ook geen vanzelfsprekende vaardigheid die mij toekwam. Ik las in het landschap geplaatste informatieborden om te begrijpen wat ik om mij heen zag. Zo leerde ik meer over de landschappen in de Ommelanden van Groningen.  

Een Groninger spreekt Ommelanden of Ommeland net iets anders uit dan ik. De ‘a’ wordt een lange ‘aa’, waarmee de nadruk meer op ‘laand’ ligt. Wanneer ik het woord herhaaldelijk uitspreek, hoor ik bij mezelf de nadruk op de ‘om’: Om-me-land. 

Het is het land om de stad heen. Het drukt een geografisch onderscheid uit, maar ook een historische verhouding tussen de stad en de omliggende gebieden. De stad werd in de geschiedenis een economisch centrum in het noorden, verkreeg daarmee macht en de gebieden daaromheen moesten zich maar schikken naar de invloed van de stad. De geschiedenis is echter complex en afhankelijk van hoe je die beschouwt. De Ommelanden waren meer dan een volgzaam buitengebied. Ze hebben ook hun eigen verhalen, historische ontwikkelingen, kenmerken. En ze bestaan uit verschillende landschappen. 

De Toekomst
In 2021 werd ik kunstprogrammeur van Grasnapolsky, een festival dat twee jaar daarvoor van Radio Kootwijk op de Veluwe naar de oude strokartonfabriek De Toekomst in het Oost-Groningse Scheemda was verhuisd. Deze fabriek werd in opdracht van de Stichting Coöperatieve Strokartonfabriek De Toekomst gebouwd. 

In 1901 liep hier het eerste karton van de baan en in 1908 werd voorgesteld om een tweede gelijknamige fabriek te bouwen. ‘Gelijk aan de eerste, met een zelfde capaciteit.’[1]  Slechts één van de twee fabrieksgebouwen staat er nu nog. De teloorgang in de kartonhandel halverwege de twintigste eeuw zorgde ervoor dat De Toekomst in 1968 sloot. Ook andere strokartonfabrieken in Groningen gingen dicht. De gebouwen werden gesloopt of raakten in verval. Het overgebleven fabrieksgebouw in Scheemda werd uiteindelijk gered en gerenoveerd. Decennia na de sluiting kreeg het industrieel erfgoed een nieuwe functie als evenementenlocatie. Grasnapolsky streek er neer en ook andere evenementen vonden én vinden er plaats. Academie Minerva hield er enkele jaren op rij haar graduation shows. 

De Toekomst is een van de eerste herkenningspunten in het landschap: een baken waarop ik mij kon oriënteren. Het landschap van Oost-Groningen trok ik aanvankelijk door om van A naar B te komen. Met de trein vanuit de stad of over de A7, waar je onderweg De Toekomst opeens ziet opdoemen langs de snelweg. 

De hoge ruimtes in de fabriek, waar ooit het stro tot pulp werd vermalen en geperst tot karton, boden voldoende ruimte voor hedendaagse kunstinstallaties. Het was zeker geen white cube waarin de focus volledig op het kunstwerk zelf kon liggen. De achtergrond van rode bakstenen, de grote raampartijen, de ijzeren restanten van productie – bolkokers, machines en ketels – kon ik moeilijk negeren. Dus nam ik ze mee in de curatiekeuzes. Daarbij had ik te maken met de realiteit van een festival met muziekpodia en een paar duizend bezoekers, een gelimiteerd budget en de korte duur van de presentatie.  

In drie opeenvolgende edities werkte ik mee aan de programmering in De Toekomst. Mijn eerste jaar ving aan tijdens de coronapandemie. Het festival zette, ondanks alle onzekerheid, in op een speciale editie met een thema dat luidde: Weg uit de stad. Het probeerde met dit thema aan te sluiten bij een verlangen om buiten te zijn en bewegingsvrijheid te ervaren. In de steden, waar de woon- en werkruimte al schaars is, werd het gevoel van ruimtegebrek versterkt door de lockdowns en de verplichting om in de openbare ruimte 1,5 meter afstand tot elkaar te bewaren.

Het buitengebied lonkte. Daar was ruimte en kon je vrijer bewegen. Deze festivaleditie heeft echter nooit plaatsgevonden, want vlak daarvoor werd een nieuwe golf coronamaatregelen aangekondigd. Ik reisde wel naar Groningen om op onderzoek uit te gaan. Als een toerist in eigen land. Ik ging langs kerken, borgen (landhuizen), een stoomgemaal en een rood uitkijkpunt in een natuurgebied. Het waren allemaal duidelijke herkenningspunten in het landschap. 

Aan het einde van een dag vol locatiebezoeken was er altijd wel een plek met uitzicht over het landschap om bij te komen. Dit uitzicht kenmerkte zich vooral door langgerekte gras- en akkerbouwvelden, bomenrijen en rechte wegen. ‘Het land is vlak, de lucht bewolkt, althans in ’t algemeen’, zong Drs. P over de streek van het strokarton. Hoewel het ervaren van al die ruimte fijn was, schuilde er ook iets ongemakkelijks in de aanblik van dit rechtgetrokken landschap.

Tegenstellingen van het graan
Oost-Groningen was in de negentiende eeuw al een rijk akkerbouwgebied. Het werd gezien als de graanschuur van Nederland. Het waren de zogeheten herenboeren die de vruchtbare landbouwgronden in bezit hadden. Aan het begin van de twintigste eeuw kwam de industrialisatie hier ook op gang. De Toekomst herinnert daaraan. De rijke boeren lieten hier hun stro, een restproduct van hun teelt, naartoe brengen om daar te verwerken tot karton, dat vervolgens een wereldwijde afzetmarkt vond. 

Het vermogen van de herenboeren stond tegenover de armoede van de landarbeiders, die voor hen werkten, sloofden en buiten het seizoen geen inkomsten hadden. Later kwamen de fabrieksarbeiders. De economische ongelijkheid tussen de klassen bood in Oost-Groningen een vruchtbare bodem voor de populariteit van het communisme. 

Graan is een gouden medaille met twee kanten. Van de ongelijkheid tussen herenboeren en arbeiders tot de intensivering van de landbouw tegenover de natuur en het landschap. Wat betekent toenemende landbouwproductiviteit immers voor het landschap, voor de grond en de biodiversiteit?

In 1982 plantte kunstenaar Agnes Denes op een stortplaats in Manhattan, enkele blokken verwijderd van Wall Street en het World Trade Center, een tarweveld. Tegenover de plek waar het grote geld werd verdiend, wierp dit tarweveld vragen op over misplaatste prioriteiten, ecologische zorgen en de honger in de wereld. Het vormde een onverwacht en opmerkelijk beeld. In Oost-Groningen is een tarweveld niet opmerkelijk. Graan hoort bij het cultuurlandschap. Het landschap is, zoals op veel plekken in Nederland, gevormd door agrarisch gebruik. Toch legt graan, zo realiseer ik me, mede dankzij het werk van Denes, tegenstellingen bloot. Ook in Groningen. 

Hoewel graanvelden er al waren, bleek een onverwachte artistieke ingreep ermee ook niet uitgesloten. Voor Wheatfield – A Confrontation van Denes in Manhattan, waren er boer Albert Waalkens en de Amerikaanse kunstenaar Dennis Oppenheim in Finsterwolde. Oppenheim instrueerde Waalkens in 1969 om enkele hectaren akkerland om te ploegen en in te zaaien voor zijn land art-werk Directed Seeding – Cancelled Crop. Dit gebeurde volgens een patroon, gebaseerd op de weg die het geoogste graan zou afleggen van het land naar de plek waar de opslagsilo stond. 

In september werd het veld geoogst in de vorm van een X. Daarna werd verdere verwerking van het graan uitgesteld. Oppenheim vergeleek het met het verzamelen van pigment voor verf; zowel pigment als graan behoeven bewerking om bruikbaar te zijn. Hij bleef echter bij de oorsprong van het materiaal en vond dat de esthetiek zat in het ruwe materiaal.[2]  Oppenheim gebruikte fotografie om het project te documenteren. 

Aan het tijdschrift Noorderbreedte vertelde Waalkens later dat hij Oppenheim leerde kennen via Wim Beeren, oud-directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam. ‘Oppenheim had foto’s gemaakt van een land art-projekt, maar die waren verdwenen. Beeren belde me op of Oppenheim een projekt in Finsterwolde mocht uitvoeren.'[3] 

De samenwerking met Oppenheim was zeker niet Waalkens’ enige artistieke wapenfeit. Waalkens exposeerde avant-gardistische kunst in de schuur van zijn boerderij en liet de gevel ervan beschilderen door kunstschilder Siep van den Berg. Hij werd bekend en gewaardeerd in de Nederlandse kunstwereld.

In 1982 brandde Waalkens’ boerderij af. Hij liet daarna een nieuw gebouw ontwerpen dat er nog altijd staat. Verwijzingen naar de oude boerderijen zijn erin te herkennen en toch onderscheidt dit gebouw zich. Het ontwerp vormt een scherpe driehoek, de gevel bij de entree is opgetrokken uit glas, de kleur zit tussen oranje en rood in, en naast de entree zijn witte lijnen aangebracht. Op een van mijn eerste bezoeken kwam ik er langs. Galerie Waalkens bestond toen al niet meer, het gebouw huisvestte op dat moment galerie Bo Lumen.

Afstand
Gaandeweg heb ik het landschap, of beter gezegd de landschappen, in het vizier gekregen. Ik voorzag kansen voor nieuwe kunstprojecten buiten De Toekomst. Er ontstonden plannen om op andere erfgoedlocaties, in andere dorpen en gebieden in de provincie projecten te realiseren. Na de editie in 2024 laste het festival echter een langdurige pauze in wat betekende dat mijn werk stopte. 

Zo ontstond er afstand. In de eerste plaats was het een fysieke afstand, omdat ik andere projecten aanging die niet in Groningen plaatsvonden. Ten tweede ontstond er afstand in de tijd. Het hielp bij het terugblikken en reflecteren. Welke ruimte had ik ingenomen in de Ommelanden? Wat had ik daar gebracht? Wat betekende het om kunst te presenteren op een plek die betekenis heeft voor een lokale gemeenschap, maar waar ik zelf buiten stond?

Landen en aarden
Ik ga opnieuw verschillende Nederlandse provincies door met als eindbestemming Groningen. In de stad Groningen is het levendig en druk. Steden hebben door de aanwezigheid van opleidingen en werkgelegenheid een aantrekkingskracht, maar ook vanwege het culturele aanbod, zoals musea, galeries, ateliers, artist-run spaces, theaters en concertzalen. 

In het Groninger Museum zijn kunstwerken van kunstenaars van de Groningse avantgardistische kunstkring De Ploeg te zien, ongeveer tweeduizend werken zijn in bruikleen gegeven aan het museum. Deze kunstenaars wilden het Groningse kunstenveld ‘omploegen’ aan het begin van de twintigste eeuw. Een docent van Minerva moedigde hen aan om het Groningse landschap in te trekken om zich te laten inspireren door wat daar was. Het leverde kleurrijke werken op, waarin de natuur, het boerenleven en de wisselwerking tussen licht, wind en het Groninger landschap werden gevangen. 

De Ommelanden hebben inspiratie geboden voor kunstenaars en doen dat vast nog steeds, maar welke ruimte biedt het veranderende landschap als plek voor kunstprojecten? Is hier goede grond voor kunst? Onder welke voorwaarden en verwachtingen ontstaan hier kunstprojecten? Ik ben nieuwsgierig naar de mogelijkheden voor kunst in deze omgeving, maar ook naar hoe lokale gemeenschappen kijken naar de kunstprojecten.

Kunst tijdelijk of langdurig op een plek presenteren vraagt om ervaring, artistieke visie, productie en budget. Je hebt daarnaast ook een zekere gelegenheid nodig: een kunstmanifestatie, biënnale of in mijn geval een festival. Hoe kunstprojecten landen en aarden bij lokale gemeenschappen is een andere vraag. Aarden is hier meer dan in ‘goede aarde’ vallen, hiermee bedoel ik ervoor zorgen dat het werk betekenis draagt voor hen die dagelijks gebruikmaken van dit landschap. Ik realiseer mij dat mijn aandacht niet alleen moet liggen bij hen die de kansen zien voor de kunst in deze omgeving, maar ook bij hen voor wie het landschap de meeste betekenis heeft.

 

Voetnoten
[1] Vijftig jaar Coöp. Strokartonfabriek ,,De Toekomst” 1900-1950. 35.
[2] Gebaseerd op een citaat uit artist’s statement, Tate acquisition file. Geraadpleegd online via tate.org.uk/art/artworks/oppenheim-directed-seeding-cancelled-crop-t12402.
[3] ‘Boer Albert Waalkens: kunst bepaalt het gezicht van deze tijd’, Jan Abrahamse Noorderbreedte (1985) (Geraadpleegd online via. noorderbreedte.nl).

Bronnen
deverhalenvangroningen.nl
Vijftig jaar Coöp. Strokartonfabriek ,,De Toekomst’’ 1900-1950 (jubileumboek)
cultureelerfgoed.nl | Rijksdienst voor Cultuurerfgoed
agnesdenesstudio.com
‘Koeien en kunstenaars’, Karin Mik, NRC (2007) Geraadpleegd via nrc.nl
tate.org.uk
noorderbreedte.nl
groningermuseum.nl
De schilders van De Ploeg, Jikke van der Spek (2024)

Beeldredactie
Het beeld bij deze serie is speciaal gemaakt door kunstenaar Koen Kievits omdat Mister Motley en Anika van de Wijngaard een relatie zien tot zijn praktijk en de thematieken in de reeks Grond voor Kunst. De werken van Koen ontstaan namelijk in het samenspel tussen verwijdering en creatie, en het opdelen en samenbrengen. In zijn schilderijen, fotografische werken en installaties staat de verwijdering van materiaal als gehanteerde techniek voorop. Door eerder iets weg te halen dan toe te voegen is het onderzoek van Koen gestoeld op datgene wat achterblijft en tevoorschijn komt. Meer werk van Koen op zijn website: www.koenkievits.com

De tiendelige reeks Grond voor kunst wordt mede mogelijk gemaakt door een bijdrage uit de Kunst Media regeling van het Mondriaan Fonds.

Advertenties

Ook adverteren op mistermotley.nl? Stuur dan een mail naar advertenties@mistermotley.nl

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

* verplicht