De natuur is nooit alleen mooi – op atelierbezoek bij Aletta Bos
De verbeelding van de natuur die Aletta Bos in haar schilderijen vangt is nooit alleen mooi. Haar werk verraadt altijd iets van onheil, van vergankelijkheid, zoals je tijdig naar de Hortus Botanicus moet gaan om de bloei van de Sumatraanse Reuzenaronskelk te zien, omdat die de dag erop al is vergaan. Alex de Vries bezocht het atelier van Aletta.
Hoe begin je als bijna zestiger een loopbaan als beeldend kunstenaar? Aletta Bos (Baarn, 1958) begon haar professionele beroepspraktijk als beeldend kunstenaar in 2018, bijna dertig jaar nadat zij in 1989 was afgestudeerd aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.
Daar had zij de docentenopleiding tekenen gedaan en leerde ze haar man Herman Lijftogt kennen. Met hem kreeg ze twee dochters en een zoon, en begon ze Galerie Gist in Brummen die later ook een ruimte aan de Veemkade en de Bloemgracht in Amsterdam betrok. Na haar scheiding en een tijd van zelfreflectie werd haar uitgestelde kunstenaarschap onontkoombaar.
Na haar scheiding in 2016 en het stoppen met haar praktijk als kunstdocent was Aletta Bos van plan een praktijk te beginnen als coach met als specialiteit “hoe je met je potentie in je vakgebied zichtbaar kunt zijn”.
Aletta Bos: ‘Als vanzelf diende zich de vraag aan “Hoe zichtbaar ben ik zelf?” Rond 2012/2013 hield Galerie Gist op te bestaan. Ik had honderdtwintig exposities gemaakt en talloze atelierbezoeken afgelegd. Naast de galerie had ik een vaste baan als kunsteducator voor de Provincie Gelderland. Ik kende de kunstwereld, maar vroeg me steeds nadrukkelijk af wat ook alweer de bedoeling was met mij. Mijn oudste broer begon te schilderen en dat was een bewustzijnsmoment. Schilderen? Dat was toch altijd mijn bestemming geweest! Het was 2018 en de sluisdeuren gingen open. Het moest gebeuren.’
Aletta Bos groeide op in een gezin waar vorm en functie belangrijk waren, met ouders die oog voor schoonheid hadden. Haar vader had een zelfstandige praktijk als architect en haar moeder had gewerkt als naailerares en nam grotendeels de opvoeding van Aletta en haar broers op zich. Het was nog in de tijd dat vrouwen hun baan moesten opzeggen als ze in het huwelijk traden.
Bos beschrijft haar vroege, jeugdige observaties in de tuin van haar ouders als een ‘positief trauma’ dat ze als inspirerend beleefde voor wat ze in het leven wilde. Thuis hing een reproductie van de Oude bloeiende appelboom van Vincent van Gogh en ze verwonderde zich over hoe dat schilderij was gemaakt. Met haar ouders bezocht ze ook een tentoonstelling van kunstschilder William Halewijn (1927-2012) die als portretschilder gespecialiseerd was in stofuitdrukking. Al jong wist ze dat ze iets met haar belangstelling voor de kunst en met name voor verf wilde doen. Het verlangen om naar de kunstacademie te gaan werd de grond in geboord toen een lerares van de Mavo haar ouders een sex en drugs imago van de kunstacademies voorhield. Ze volgde daarom een opleiding tot kleuterleidster. Op haar 24ste zei ze haar vaste baan op en deed ze dan toch toelating aan de kunstacademie in Utrecht en werd aangenomen. Ze bekostigde haar opleiding met schoonmaakwerk.
‘Mijn verlangen werd ingelost. Ik had een voortdurend hongerig gevoel naar het volgende beeld. Ik kreeg wel waardering voor wat ik maakte, maar ik wist eigenlijk niet wat ik aan het doen was. De eerstegraads lerarenopleiding tekenen, schilderen en kunst & cultuurgeschiedenis was breed opgezet. Ik leerde veel van de kunstgeschiedenisdocent Marijke van der Heijden. Zij leerde ons kijken. In die tijd was ik onder de indruk van het werk van Rob Birza die toen bij galerie Van Krimpen werk toonde en van Richard Tuttle en alles in de belangrijke tentoonstelling La Grande Parade in het Stedelijk Museum die ik zag aan het begin van mijn studie. Verder heb ik op de academie met heel veel technieken kennisgemaakt zoals fotografie en aquarel, maar over het kunstenaarschap als zodanig bleef ik eigenlijk in het ongewisse.
Ik kreeg een relatie met Herman Lijftogt die als docent aan een andere afdeling van de academie was verbonden en in mijn derde studiejaar kregen we ons eerste kind. We woonde samen in de Nieuwmarktbuurt in Amsterdam en gingen op zoek naar een groot pand om te wonen en te werken dat we uiteindelijk in Brummen vonden. Daar zijn we in 2000 Galerie Gist begonnen.’
Als ik Aletta Bos in haar atelier opzoek, is ze terug van weggeweest in de voormalige ruimte van Gist. Ze woonde eerder een tijd in Zutphen waar ze ook als kunstdocent actief was, maar na het optrekken van de stofwolken van haar scheiding en de boedelverdeling beheert ze weer de woon- en werkruimtes in Brummen. Achter de tentoonstellingsruimte die ze soms voor presentaties ter beschikking stelt aan andere kunstenaars, ligt haar atelier. Dat is gevuld met een overdadige hoeveelheid werk, vooral collage- en schilderwerken waarin ze landschappelijke achtergronden combineert met uitgeknipte foto’s van planten en bloemen. Opvallend zijn ook de talloze stukken kleurrijk porselein met een organisch en botanisch karakter, als in de natuur gevonden fossielen. Alleen al door de omvang van alles wat ze maakt, is duidelijk dat de noodzaak van haar kunstenaarschap onvermijdelijk is.
‘Toen ik eenmaal wist dat ik het atelier in ging om mijn lang uitgestelde kunstenaarschap te beproeven, had ik vooral last van alles wat ik had gezien. Ik zocht een eigen beeldtaal en bij alles wat ik maakte, dacht ik aan wat en hoe kunstenaars die ik kende dat hadden gedaan. Het ging erom mezelf daarin te vinden en dat is gebeurd door vanaf 2018 consequent dagelijks naar mijn atelier te gaan en mijn fascinaties te volgen. Om de veelheid aan nog niet gemaakte beelden te stroomlijnen werk ik in periodes, projectmatig. Zo ben ik net begonnen aan een periode met de werktitel Zoom, Born to Bloom: grote abstractere doeken, in dunne lagen, waarin je als het ware in de bloemknop wordt getrokken.
Het werk van Aletta Bos doet zich voor als een vanzelfsprekend, natuurlijk groeiproces dat actief en snel wordt ontwikkeld. Ze had, zo bleek, wat in te halen. Om te beginnen vond ze de kern van haar werk in de ontstaansprocessen van de natuur, hoe uit stampers, meeldraden, stuifmeel, pitten, zaden, sporen en wortels groei ontstaat om uitbundig te bloeien, vrucht te dragen, te verwelken en te vergaan. De enorme variëteit aan botanische soorten die de natuur kent, ontleent ze aan onder meer de boekencollectie van het Teylers Museum in Haarlem waarin planten en bloemen zorgvuldig zijn beschreven, benoemd, getekend en op kleurrijke wijze grafisch zijn afgebeeld. Die beelden verzamelt ze en laat ze op grote vellen afdrukken om ze uit te kunnen knippen en op en in haar geschilderde landschappelijke ondergronden te bevestigen, zowel twee- als driedimensionaal als pop ups. Ieder afzonderlijk werk wordt zo een wereld op zich waarin ze een vrije, handmatige manier van lyrische penseelvoering combineert met precieze fotografische en sculpturale uitwerkingen. Naast haar atelier heeft ze nu een eigen bescheiden hortus aangelegd zodat ze direct beschikt over de proeven uit de natuur die ze in haar verbeelding ervan op kan nemen.
Na vijf jaar monomaan doorwerken had Aletta Bos zoveel gemaakt dat het leek alsof ze een levenswerk had verricht en dat was misschien ook wel zo. Een flinke selectie daarvan bracht ze samen in haar publicatie ‘We are nature’ in 2023 uitgegeven bij 99Uitgevers in Haarlem. In 2025 volgde de uitgave in eigen beheer ‘Lost in the right direction’ waarin ze 24 schilderijen uit 2024 laat zien.
Wat maakt nu de manier van kijken en visualiseren van Aletta Bos tot een zelfstandige, onmiskenbare beeldtaal die in de eigentijdse beeldende kunst een vrije onafhankelijke positie inneemt? Die kwaliteit is erin gelegen dat ze de ontstaans- en groeiprocessen in de natuur leest in psychologisch zin, als een vorm van menselijke karakterontwikkeling. Iedere geschilderde collage, ieder schilderij is een verpersoonlijking van een aspect van haar gevoelsleven. Daarover kan ze, dyslectisch als ze is, niet schrijven, maar ze kan het wel verbeelden in een vorm van natuurlyriek waaraan ze zich volledig overgeeft. Ze omschrijft dat maakproces zelf als ‘een hoge mate van focus’ door al werkend in een bepaalde staat te komen waarin de bewustwording van wat je doet wordt overgenomen door het doen zelf. Bij al haar werk is het van belang dat de kijker kan zien hoe het gemaakt is, de handeling doet ertoe. De penseelstreek is leesbaar, de schriftuur en de gelaagdheid.‘
Dat betekent dat haar verbeelding van de natuur nooit alleen mooi is, maar altijd iets van het onheil van de vergankelijkheid verraadt, zoals je tijdig naar de Hortus Botanicus moet gaan om de bloei van de Sumatraanse Reuzenaronskelk te zien, omdat die de dag erop al is vergaan. Het is een vorm van absolute aanwezigheid die ze in haar werk nastreeft, juist omdat alles zo weer voorbij kan zijn. De discrepantie is dat Aletta Bos dat uiterst professioneel en deskundig doet en haar werk juist zorgvuldig vastlegt. Met haar ervaring in het galeriewezen, weet ze hoe belangrijk de documentatie van haar werk is, welke rol communicatie speelt, hoe iets moet worden ingelijst en gepresenteerd, gefotografeerd. Ze wist toen ze aan haar persoonlijke missie begon dat er niemand op haar werk zat te wachten en dat alleen de kwaliteit ervan kon aantonen dat ze er als kunstenaar toe deed. Ze bewijst dat door brutaal en levenslustig de ongenaakbaarheid van de natuur tot onderwerp te nemen en daar een persoonlijke verhouding mee aan te gaan: door de natuur te betrekken op zichzelf. Zo houdt ze ons een botanische les voor, geïnspireerd door de schoolprenten uit de vroegere natuurkundelessen: hoe vergankelijk de natuur ook is, de vitaliteit ervan bepaalt ons leven.