Zomertip: Vrouw ontmoet man, man blijkt doodeng – over Ik, de ander van Jante Wortel
Maurits de Bruijn las deze zomer de roman Ik, de ander van Jante Wortel. Dit relaas van een toxische relatie is beangstigend, en een leeservaring die ‘nazindert als verbrande schouders op een zonrijke dag’. ‘De lezer krijgt silhouetten voorgeschoteld, bijna geen volwaardige mensen. En juist het schimachtige dat die man en die vrouw behouden, oogst effect. Het maakt dat de lezer niet teveel kan oordelen, over klasse bijvoorbeeld, niet teveel verwachtingen kan loslaten, nauwelijks houvast krijgt.’
Vrouw ontmoet man. Op een nieuwjaarsborrel. Dit simpele gegeven mondt in Ik, de ander uit in een bijzonder benauwende relatie. In gecondenseerde, staccato zinnen weet Jante Wortel een net uit te zetten dat zich naarmate de roman vordert niet alleen steeds strakker om de vrouw snoert, maar ook de lezer de adem ontneemt.
‘Een must-read voor iedereen die weleens een toxische relatie heeft gehad’, kopte de Volkskrant boven de terecht lovende recensie van Bo van Houwelingen. Ik heb nooit eerder een relatie gehad die aan die kwalificatie voldoet, en ik zou durven bepleiten dat Ik, de ander juist van waarde is voor mensen die dit niet eerder aan den lijve hebben ondervonden.
Na hun ontmoeting op de nieuwjaarsborrel spelen de man en vrouw die collega’s van elkaar zijn het typische spel van twee mensen die elkaar leren kennen, het hof maken, een verlangen dat allengs aanzwelt. Al vertoont de man al vanaf dat romantische begin giftige trekken: bemoeizucht, jaloezie en fysiek geweld.
Het geheel blijft verteerbaar doordat Jante Wortel haar twee personages nauwelijks inkleurt. De lezer krijgt silhouetten voorgeschoteld, bijna geen volwaardige mensen.
En juist het schimachtige dat die man en die vrouw behouden, oogst effect. Het maakt dat de lezer niet teveel kan oordelen, over klasse bijvoorbeeld, niet teveel verwachtingen kan loslaten, nauwelijks houvast krijgt. De enige handvatten die Ik, de ander aanreikt, zijn de ervaringen van de vrouw die dit alles heeft meegemaakt. Wij lezen haar getuigenis, zijn haar vertrouwelingen, worden deelgenoot van haar ontsnappingspogingen. Niet dat we haar nog kunnen redden.
Want de giftige man heeft de vrouw al dusdanig bedwelmd dat ze zich niet meer van hem wil losweken.
Een ander effect van die hulsachtige beschrijvingen van zowel de vrouw als de man, is dat ik me tijdens het lezen afvroeg wie die vrouw was geweest voordat ze die nare man ontmoette. Was ze wel iemand, had ze een persoonlijkheid, een kern, een standvastig idee van het zelf? Bestaat zo’n kern wel? Bezit ik die? Kan ik erop leunen? Zou ik bestand zijn tegen de verlammende uitwerkingen van een giftige partner?
Deze vragenstroom maakt Ik, de ander daadwerkelijk beangstigend en zorgt ervoor dat het boek nazindert als verbrande schouders na een zonrijke dag. En daarmee is die nogal filosofische titel ook zo sterk gekozen. Want de ik die zich in deze roman laat meevoeren door de liefde wordt uiteindelijk een ander voor zichzelf. Dat is het daadwerkelijke drama dat zich in deze roman zo doeltreffend ontvouwt.