Atelierbezoek: Sabine Käppler
Beginnen wat nooit is opgehouden
Aan de rand van een vogelbeschermingsgebied met de dreiging van een oprukkend bedrijventerrein bij Berkel en Rodenrijs woont Sabine Käppler (Stuttgart 1966) met haar gezin in een groen stukje van de Randstad. Sinds een kleine twee jaar werkt ze op haar erf in een bijgebouwd atelier aan nieuw werk. Een jaar of tien heeft ze haar kunstenaarschap op een andere manier ingevuld dan met beeldend werk voor presentatieplekken, galeries en museale ruimtes. “Met mijn man en drie kinderen kwam ik een hele tijd niet toe aan geconcentreerd atelierwerk. In beeldende zin heb ik me vooral gericht op de inrichting van ons leven in dit uitzonderlijke gebied.”
Zo’n besloten leefomgeving is voor Sabine Käppler geen onbekend terrein. Ze groeide op in Stuttgart en verbleef veel op de Schwäbisch Alb, het middelgebergte in Zuid-Duitsland. Haar grootvader had daar een eenvoudige boshut als uitvalsbasis voor zijn tochten door het landschap. Ze bracht er veel tijd door en had een intensieve verstandhouding met het eenvoudige natuurlijke leven in de bossen. Haar moeder was aan de Fachhochschule für Gestaltung, Schwäbisch Gmünd, opgeleid als goudsmid en sieradenontwerpster, maar werd door een ongeneeslijke, progressieve ziekte gedwongen daar mee op te houden. Ze stierf toen haar dochter 19 was die in haar voetsporen trad en naar dezelfde school ging om sieradenontwerp te studeren.
“Dat was een heel goede school voor vormgevers voor wat betreft innovatie en conceptuele uitgangspunten. De afdeling waar ik studeerde was echter te veel op het ontwikkelen van het ambacht gericht, enkel op vorm en techniek. Ik had meteen al andere ideeën en was meer op sculpturaal denken gericht dan op het maken van sieraden. Ik kreeg wel de gelegenheid om die belangstelling te ontwikkelen. Bij de opdracht om een hoed te ontwerpen, maakte ik een windhoed, een regenhoed en een wolkenhoed die niet zozeer functioneel waren maar als metaforische beelden werkten. Op een excursie van de opleiding bezochten we de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam waar ik al over had gehoord. Daar was vanuit de vrije kunst een andere benadering van sieraad- en glasontwerp en keramiek dan ik in Duitsland gewend was. Na mijn afstuderen in 1992 ging ik het jaar daarop naar de Rietveld Academie en na mijn bachelor volgde ik de master Autonome Kunst aan het Sandberg Instituut. Vanaf 1998 ben ik professioneel actief als beeldend kunstenaar en ik heb een paar jaar volop in het circuit meegedraaid.”
Het basisjaar aan de Rietveld Academie beschouwt ze als een louterend jaar voor haar kunstenaarschap. “Daar ging alles van tafel wat ik me noodgedwongen had eigen gemaakt. Ik zag in dat ik de principes van de vormgeving die ik had leren beheersen vrij kon benaderen. Ik kon trouw blijven aan de materialen met een transformerend karakter die me van jongs af fascineerden, zoals bijenwas. Op de Rietveld maakte ik bijvoorbeeld van bijenwas warmwaterzakken die door hun materiële uiterlijk een eigenzinnig voorkomen hebben en hun functionaliteit ontkennen zodra ze met warm water zouden worden gevuld; de was zou smelten.”
In mijn werk moet ik opletten, geduld hebben en zorgvuldig zijn tegenover een willekeurige benadering van het leven.
Met haar sculpturale werk legt Sabine Käppler een verbinding tussen organische materialen, lichamelijke gesteldheid en mentale processen. Door die drievoudige samenhang heeft haar werk ondanks de tastbare vorm een ongrijpbaar gehalte. Het maken van haar werk is een handmatig en arbeidsintensief proces waarbij in de concentratie van de zorgvuldig uitgevoerde handelingen het verstand min of meer op nul gaat. Ze maakt de dingen in rust en stilte in haar leefomgeving dat binnen de Randstedelijke infrastructuur een oog in de storm is. Haar werkplaats en woning liggen achter een klassieke Hollandse poldermolen die binnen de industriële dreiging die het landschap omringt een gekoesterd fremdkörper is geworden.
Als voeding voor haar werk verzamelt Sabine Käppler dingen en afbeeldingen die ze niet wil vergeten. Het is een omvangrijke voorraad waaruit ze steeds opnieuw beperkte keuzes maakt. Ze brengen bij haar een gevoel van bevreemding teweeg. Ze vervreemdt ze van hun oorsprong door ze andere functies te geven die versterken wat ze in wezen in zich dragen, een helende kracht waarmee je je teweer kunt stellen tegen het onontkoombare lot van de oneindigheid van het bestaan als je het enkel beschouwt in termen van leven en dood.
In het werk van Sabine Käppler begint iets wat nooit is opgehouden. Als je dat toepast op haar loopbaan zou je kunnen zeggen dat ze, in de periode van tien jaar dat ze met haar werk niet in het professionele circuit te zien is geweest, wezenlijk de tijd heeft genomen om kunstenaar te zijn. “Het leven als zodanig is mijn kunstenaarschap. De waardering voor mijn werk was een tijd lang kleinschaliger, maar niet minder belangrijk. Ik maak wat ik doe voor mensen. In mijn werk moet ik opletten, geduld hebben en zorgvuldig zijn tegenover een willekeurige benadering van het leven. Je kunt het vergelijken met het aanbrengen van Japans lakwerk op hout. Alles wat ik maak is een vorm van bescherming tegen de kwetsbaarheid die ik zichtbaar maak.”
Sabine Käppler maakte een aantal collages waarbij de uitgeknipte bijen van foto’s in hallucinerende, geometrische figuren componeerde of die ze juist in zwermen uiteen liet vallen. Bijen wijzen elkaar de weg naar voedselbronnen door een dans uit te voeren. Bij Sabine Käppler is de choreografie daarvan aan aantasting onderhevig. Waar ze in de ene collage het patroon van een zonnebloemhoofd heeft uitgewerkt, laat ze in een andere de bijen volkomen ontsporen. Ze stelt daarmee iets aan de orde over de samenhang tussen orde en chaos, een evenwicht vindend tussen beweging, tegenbeweging en stabiliteit. In haar werk lost iets in zichzelf op. Het beeldend grip krijgen op wat onverklaarbaar is, vormt voor haar de beweegreden om natuurlijk materiaal te gebruiken om houvast te vinden. Haar belangstelling voor cactussen die ze, net als haar uitgeknipte bijen in eindeloze hoeveelheden, op amorfe vormen plakt, mondt uit in objecten die verleidelijk, pijnlijk en helend van aard zijn.
Ze stelt iets aan de orde over de samenhang tussen orde en chaos, een evenwicht vindend tussen beweging, tegenbeweging en stabiliteit
De tegenstellingen in haar werk zijn niet dualistisch maar zodanig op een meervoudige manier met elkaar in tegenspraak dat ze versterkend ten opzichte van elkaar functioneren. De vormentaal die ze hanteert in dit werk zet nu juist het vormeloze waar niks ander achter zit in dan speelsheid, humor en kleur. Ze vult kartonnen verpakkingsrasters, ontleend aan bijenraten, met vloeibaar waskrijt tot een gevarieerde kleurrijke ondergrond of ze bouwt met oliepastelkrijtblokken stringente patronen die een vrije vorm lijken na te streven. Sabine Käppler: “Met die kleuren wil ik verder. Mijn grootvader had een handel in smeerolie. Zijn werkplaats stond vol met mengsels olie in uitgesproken kleuren blauw of groen. De herinnering daaraan speelt mee met mijn kleurenonderzoek: hoe werken ze op ons in, hoe ontstaan ze? Het atelier is dan het laboratorium van een alchemist die iets waardevols tot stand wil brengen uit iets wat nauwelijks waarde heeft. Jaren geleden na een bezoek aan Azië waar overal boeddhabeelden stonden, heb ik veel goud geglazuurde boeddhabeelden gemaakt, totdat ik ze niet meer kon zien. Ik heb ze allemaal samengevoegd tot één samengebalde vorm, transformed buddhas.” Die vorm van getransformeerde spiritualiteit hangt samen met haar porseleinen sneeuwballen waarin ze het smeltproces heeft verhard en verzwaard, haar sculpturen van gebakken brood met menselijke gezichten of haar witte stukken zeep met brailleschrift waarmee de tastzin wordt weggewassen.
Sabine Käppler is altijd beeldend kunstenaar. Er gaat geen moment verloren. In een parafrase van de beruchte uitspraak van Joseph Beuys zegt ze: “Voor mij is het altijd weekend; alles moet opgeruimd zijn om te kunnen beginnen.”