De brandende man rent
Lena van Tijen woonde in BOZAR, het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, de performance POSSESSIVE USED AS DRINK (ME) – A LECTURE ON PRONOUNS in the form of 15 SONNETS van dichter en classicus Anne Carson bij. Het zette haar aan het denken over het prettig-ongrijpbare dat het lezen, interpreteren en vertalen van poëzie met zich meebrengt: ‘het gevoel dat begrip zich ergens achter mijn hoofd bevindt, op een paar meter afstand. En dat het, zodra ik omkijk, alweer verdwenen is.’
De afgelopen tijd vertaalde ik poëzie van een Kroatische dichter. Een uitdaging die ik met twee handen aannam. Die handen belandden echter al gauw in mijn haar. Wat staat hier? verzuchtte ik tegen mijn laptopscherm, eerder uit verwondering dan uit frustratie. Bij het vertalen van poëzie overkomt mij namelijk vaak hetzelfde als bij het lezen ervan: het gevoel dat begrip zich ergens achter mijn hoofd bevindt, op een paar meter afstand. En dat het, zodra ik omkijk, alweer verdwenen is.
De afgelopen tijd vertaalde ik poëzie van een Kroatische dichter. Een uitdaging die ik met twee handen aannam. Die handen belandden echter al gauw in mijn haar. Wat staat hier? verzuchtte ik tegen mijn laptopscherm, eerder uit verwondering dan uit frustratie. Bij het vertalen van poëzie overkomt mij namelijk vaak hetzelfde als bij het lezen ervan: het gevoel dat begrip zich ergens achter mijn hoofd bevindt, op een paar meter afstand. En dat het, zodra ik omkijk, alweer verdwenen is.
Als vertaler bevind je je zo nu en dan in de bevoorrechte positie om een dichter iets te vragen. Als lezer is dat vaak niet het geval, dus moet je het zelf zien te rooien. Dit is hoe auteurs het over het algemeen graag zien. Zij schrijven iets, uit een gevoel, een gedachte, een overtuiging. Hoe jij dit vervolgens interpreteert, dát is jouw verantwoordelijkheid.
Op 13 september werd die verantwoordelijkheid even teruggelegd bij de dichter. In een overvol theater van BOZAR (het Paleis voor Schone Kunsten) in Brussel, tijdens het programma Meet the Writer, een literaire gespreksreeks die plaatsvind in het kader van het bredere Talks & Debates aanbod van het museum. Na haar performance POSSESSIVE USED AS DRINK (ME) – A LECTURE ON PRONOUNS in the form of 15 SONNETS – een voorstelling waarin poëzie, borduurwerk, zang en dans in elkaar grepen – werd Anne Carson geïnterviewd door journaliste Annelies Beck. Zij vroeg de Canadese dichter en classicus haar gedichten toe te lichten. Een verzoek dat Carson met een enkellettergrepig antwoord afsloeg.
‘Hoe weet je wanneer een gedicht af is?’ probeerde Beck het vanuit een andere invalshoek.
‘Wanneer je je afvraagt of iets klaar is, ligt het einde meestal al achter je’, antwoordde Carson op haar meest toegeeflijke toon.
Wanneer een gedicht eindigt, is niet iets waar je als vertaler je hoofd over hoeft te breken. Die kaders liggen in principe vast. In dat opzicht hebben we het een stuk gemakkelijker dan dichters, want zij leiden, wij volgen. Maar waar lopen we dan precies achteraan? Dit verschilt natuurlijk van gedicht tot gedicht, maar er valt ook iets over te zeggen in bredere zin.
Desgevraagd wilde Carson wel een duit in het zakje doen over het verschil tussen proza en poëzie. ‘Als proza een huis is,’ haalde ze een ouder citaat van zichzelf aan, ‘dan is poëzie een man die in brand staat en er razendsnel doorheen rent.’
Prachtige beeldspraak, maar wat wordt hieronder verstaan? Neem dit gedicht uit Carson’s lezing, in vertaling van Sarah Posman:
SONNET OVER DE VOORNAAMWOORDELIJKE GEBEURTENIS
- Een man en een vrouw zijn op zoek naar voornaamwoorden.
- Alle mensen zoeken naar voornaamwoorden en gaan op de knieën.
- Modder wordt opgeraapt in de zoektocht naar voornaamwoorden.
- Ze wassen met water de modder van voornaamwoorden.
- Ze wassen zichzelf nadat de modder op hen is beland.
- Voornaamwoorden in een mandje.
- Ze wandelen weg van de voornaamwoordenplaats op zoek naar een droge plek om even te zitten.
- Zijn voornaamwoorden.
- Zijn voornaamwoorden niet.
- Zijn voornaamwoorden niet erg.
- Zijn voornaamwoorden niet heel erg.
- Zijn voornaamwoorden niet heel erg zoals.
- Zijn voornaamwoorden niet heel erg zoals lelies.
- Ja, ze zijn heel erg zoals lelies: hoe zouden ze anders een Gebeurtenis kunnen vormen.
Wat staat hier? ‘Voornaamwoorden als Gebeurtenis’, dat klinkt erg eigentijds en politiek. Daarbij moet echter wel vermeld worden dat Carson haar lezing voor het eerst in 2007 voordroeg tijdens Harvard’s English Institute, ver vóór de huidige, inclusievere aanspreekvormen.
Voor Carson zijn voornaamwoorden altijd al interessant geweest. Ze gebruikt ze, naar eigen zeggen, ‘zoals ze bedoeld zijn’: als een manier om te verwijzen naar een persoon, ding, dier of eigenschap. Naar welke daarvan in dit gedicht wordt verwezen, en hoe dit een Gebeurtenis vormt, is niet onmiddellijk evident. Het gedicht wijst, net als Carson zelf, elke gemakzuchtige duiding af en legt de betekenis in de handen van de lezer: waar ga ik over?
En toch – ook zonder precies te begrijpen wat er bedoeld wordt, gebeurt er iets. Met de modder, het mandje, de nattigheid, de lelies. Als lezer of toehoorder weet ik niet wat. En toch besluiten ik blindelings te volgen. Ook wanneer een gedicht ontvlamt en als een gek begint te rennen.
Na Carson’s optreden in BOZAR betrap ik mezelf er nog vaak op: weer met mijn handen in het haar boven een moeilijk gedicht. Maar nog zelden verzucht ik: wat staat hier? Terwijl de regels voor mijn ogen dansen, denk ik: daar rent er weer eentje, kijk ’m branden. En precies die uitspraak is misschien wel de mooiste vondst die ik de afgelopen tijd gedaan heb.
SONNET OVER DE VOORNAAMWOORDELIJKE GEBEURTENIS
- Een man en een vrouw zijn op zoek naar voornaamwoorden.
- Alle mensen zoeken naar voornaamwoorden en gaan op de knieën.
- Modder wordt opgeraapt in de zoektocht naar voornaamwoorden.
- Ze wassen met water de modder van voornaamwoorden.
- Ze wassen zichzelf nadat de modder op hen is beland.
- Voornaamwoorden in een mandje.
- Ze wandelen weg van de voornaamwoordenplaats op zoek naar een droge plek om even te zitten.
- Zijn voornaamwoorden.
- Zijn voornaamwoorden niet.
- Zijn voornaamwoorden niet erg.
- Zijn voornaamwoorden niet heel erg.
- Zijn voornaamwoorden niet heel erg zoals.
- Zijn voornaamwoorden niet heel erg zoals lelies.
- Ja, ze zijn heel erg zoals lelies: hoe zouden ze anders een Gebeurtenis kunnen vormen.