De vrouwen die de kunstgeschiedenis oversloeg
In haar graphic novel ‘Ik ben mijn muze’ zet Loes Faber acht vrouwelijke kunstenaars in het volle licht die in eerste instantie werden overgeslagen in de kunstgeschiedeniscanon. ‘Vrouwen die hun eigen koers voeren, die hun leven gaven voor hun kunstenaarschap en vochten voor wat ze belangrijk vonden, niet bang om zich aan de norm te ontworstelen en zo vrij mogelijk te leven.’ Dit is een voorpublicatie van het voorwoord van ‘Ik ben mijn muze’.
Toen ik me zo’n tien jaar geleden begon te verdiepen in de geschiedenis van het vrouwelijk zelfportret, viel ik van de ene verbazing in de andere. De hele emancipatie van de vrouw tekende zich af op de portretten die vrouwelijke kunstenaars van zichzelf maakten. Naarmate de tijd vorderde, leek het wel alsof de paletten groter werden, de blikken doortastender, de thema’s persoonlijker. De keuze om kunstenaar te worden was voor veel van deze vrouwen een dappere daad op zich, soms een daad van verzet.
Elk van hen moest vechten voor erkenning van haar kunstenaarschap, of het nou gaat om de 16e-eeuwse Italiaanse Artemisia Gentileschi of de Amerikaanse Carolee Schneemann rond 1960. Ze kregen hetzelfde seksisme te verduren, dezelfde vooroordelen en dezelfde clichés. Terwijl velen van hen uiteindelijk wel aandacht en waardering kregen in hun tijd, is de keuze gemaakt om hun prestaties niet op te nemen in de (westerse) kunstgeschiedenisboeken – de eerste editie van het standaardwerk A Basic History of Western Art van H.W. Janson noemde geen enkele vrouw. Degenen die de geschiedenisboeken mochten schrijven, vaak witte mannen, vulden die met mensen die op henzelf leken.
Gelukkig leven we in een tijd waarin we ontdekken dat er meer verhalen zijn om te vertellen, verhalen waarin meer mensen zich kunnen herkennen. Niet dat de kunstgeschiedenis zoals we die kennen niet klopt, maar zij is incompleet.
Why have there been no great women artists? Deze retorische vraag stelde kunsthistorica Linda Nochlin in haar gelijknamige, baanbrekende essay in Artnews in 1971. Het essay ontketende een revolutie. Dankzij Nochlin en vele feministische kunsthistorici en kunstenaars die haar volgden, zoals de Guerrilla Girls, werd men zich ervan bewust dat er een heel geschiedenisboek vol ‘great women artists’ was overgeslagen.
Misschien wel het bekendste icoon van deze ontwikkeling is Frida Kahlo. Zij heeft de afgelopen jaren een opvallende renaissance doorgemaakt. Haar werk, maar vooral haar gezicht – allebei even uniek – zien we op koffiekopjes, T-shirts en tasjes. Frida, voor sommigen vooral ‘die vrouw met de wenkbrauw’, is een feministische cultheld geworden, symbool voor een compromisloos leven en kunstenaarschap. Dat ze werkte als vrouw in een tijd waarin mannen de kunstwereld domineerden, maakt haar nog bewonderenswaardiger. Ze herinnert ons eraan dat ook vrouwen de kunstgeschiedenis maakten.
Zoals Frida zijn er vele vrouwen, die misschien minder bekend zijn, maar die dezelfde status verdienen. Vrouwen die hun eigen koers voeren, die hun leven gaven voor hun kunstenaarschap en vochten voor wat ze belangrijk vonden, niet bang om zich aan de norm te ontworstelen en zo vrij mogelijk te leven. Hun werk en hun levens zijn van even grote betekenis geweest voor de kunstgeschiedenis als voor de emancipatie van de vrouw. En dit terwijl ze op allerlei manieren werden tegengewerkt: ze mochten niet hun eigen materialen kopen, niet naar naaktmodel tekenen en heel lang werd hun überhaupt de toegang tot een academie ontzegd.
Toen Virginia Woolf in 1929 schreef over het belang van a room of one’s own, was dat niet voor niets. In steeds meer vrouwelijke zelfportretten zag je dit al terug. Buiten waren de conventies, de regels en de druk van de maatschappij waar je als vrouw aan moe(s)t voldoen. In je kamer of atelier kon je jezelf zijn. Een eigen kamer stond voor vrijheid, de mogelijkheid van een eigen carrière. De kunstenares Gwen John schreef in 1910: ‘My room is so delicious after a whole day outside, it seems to me that I am not myself except in my room.’ Ze schilderde haar geliefde plek dan ook meerdere malen.
Dit boek is een poging om het verhaal te vertellen van een paar van de vrouwen die de kunstgeschiedenis aanvankelijk oversloeg: Artemisia Gentileschi, Barones Elsa von Freytag-Loringhoven, Charley Toorop, Claude Cahun, Frida Kahlo, Amrita Sher-Gil, Elizabeth Catlett en Carolee Schneemann.
Het boek is één groot onderzoek geweest: zowel visueel als inhoudelijk. Ik beweeg me al tekenend door hun levens en heb onderzocht hoe ze tot hun werk en hun thema’s zijn gekomen, wie ze ontmoetten, hoe ze hebben liefgehad, hoe ze lesgaven, kortom: hoe hun eigenzinnige levens gestalte kregen. De selectie van vrouwen is een persoonlijke, en daarmee onvermijdelijk beperkt. De samenstelling laat een breed scala aan disciplines zien, uit verschillende delen van de wereld. De alternatieve kijk op de kunstgeschiedenis die ik met dit boek heb getracht te bieden volgt de levensverhalen van de kunstenaars die ik koos, maar door de keuzes die ik heb gemaakt, is het voor een deel een subjectieve, visuele biografie geworden.
Wat de vrouwen in dit boek met elkaar gemeen hebben, is het feit dat ze werk hebben gemaakt of uitspraken hebben gedaan over wat het betekent om vrouw te zijn in een bepaalde tijd, of zo geboren te zijn maar je niet zo te voelen. Dit betekent niet dat deze vrouwen allemaal altijd bewust hun vrouwelijkheid inzetten, becommentarieerden, of zich als feminist presenteerden. Ze wensten serieus genomen te worden om hun kunstenaarschap, niet per se altijd om hun vrouwelijke kunstenaarschap. Zulke labels plakken wij er nu op, terwijl dat in hun eigen tijd niet per definitie zo uitgesproken aanwezig was. Maar hun werk leeft voort en hun gedachtegoed krijgt nieuwe betekenis.
Ik kwam deze vrouwen tegen tijdens mijn onderzoek en werd aangetrokken door hun levensverhaal en kunstenaarschap. Ze werden mijn persoonlijke muzen, ik leer enorm van hun verhalen, en bewonder hun passie, gedrevenheid, emancipatie en eigenzinnigheid. Dit boek is een visuele ode daaraan. En dit zijn nog maar acht verhalen – er liggen er nog zoveel voor het oprapen, ik ben nog lang niet klaar.