Door doen tot denken komen – Op atelierbezoek bij Tanja Smeets
In de loop van de tijd heeft Tanja Smeets een herkenbaar idioom ontwikkeld. Haar grootschalige sculpturale ingrepen laten zich kennen door het toepassen van ongebruikelijke beeldhouwersmaterialen. Op het moment dat die objecten in een andere context worden gepresenteerd en in eindeloze hoeveelheden, in elkaar verstrengeld of gemonteerd, dan worden het onherkenbare groeisels. Alex de Vries bezocht het atelier van Smeets.
Het jaar 2022 is voor Tanja Smeets (Wijchen 1963) een nieuw hoogtepunt in haar loopbaan. Ze participeert in een tiental tentoonstellingen, zowel groeps- als solopresentaties in binnen- en buitenland, ze was te gast in ‘Kunst is Lang’ – de Mister Motley podcast van Luuk Heezen -, ze kreeg een beurs van het Mondriaan Fonds in de regeling ‘eigentijdse ambachten’, is actief in kunstwerkplaatsen als het EKWC, het TextielLab en Viervaart van Maartje Korstanje en Iris Cornelis en werkt aan grote opdrachten. Die veelheid aan activiteiten reflecteert meteen ook de woekerende uitbundigheid van haar werk. Haar uitvalsbasis is het atelier aan de Mgr. Van de Weteringstraat in Utrecht waar ze sinds 2007 werkt.
Alle handmatige en technische vaardigheden ten spijt is Tanja Smeets geen kunstenaar die zich laat voorstaan op haar ambachtelijk vermogen. Het is haar er vooral om begonnen om binnen de wisselwerking tussen kunst en ambacht een frictie tot stand te brengen.
“Het komt er vooral op aan om in mijn werk weg te blijven van een bepaald soort esthetiek. Het gaat me niet om de schoonheidsbeleving als zodanig. Als je gebruik maakt van textiele werkvormen dan is de verleiding groot om je te verliezen in de materialiteit. Ik werkte bijvoorbeeld in het TextielLab op de zogenaamde passement afdeling waar koorden, klossen en kwasten aan gordijnen worden gemaakt door te vlechten en andere afwerkingstechnieken te gebruiken. Ik weet dan wel wat dat betreft wat ik niet wil, maar daarmee heb ik nog niet bepaald wat ik er dan wel mee kan. Bij mij gaat het in ieder geval vaak over schaalvergroting, om die traditionele manieren van werken in een monumentale gedaante te laten werken. Daardoor herken je het oorspronkelijke materiaal bijna niet meer. Wat me aan textiel fascineert is dat je begint met vrijwel niets – een enkele draad- en dat je van daaruit immense, tastbare beelden tot stand kunt brengen die een ruimte totaal transformeren.”
Als kind al had Tanja Smeets altijd een ‘project’ onder handen. Tekenen was niet haar sterkste punt, maar iets maken met haar handen, dat heeft ze altijd gedaan.
“Ik kom uit een gezin met een broer en een zus en mijn vader werkte aan de universiteit en werd later scheikundeleraar. Zijn belangstelling voor chemische verbindingen staat misschien wel in verband met mijn fascinatie voor het werken met uiteenlopende materialen. Mijn moeder maakte bronzen beelden. In mijn jeugd schreef ik vooral verhalen en ik ging Nederlands studeren, maar die studie voldeed niet aan mijn verwachtingen, die bleek veel technischer en minder inhoudelijk op literatuur gericht dan ik had gedacht. Ik ben toen naar de Tehatex gegaan, een docentenopleiding in de vakgebieden tekenen, handvaardigheid en textiel. Ik ben daarmee gestopt toen ik moest gaan lesgeven, want voor de klas staan was mijn ambitie niet. Inmiddels ben ik wel docent aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag waar ik studenten begeleid bij hun afstuderen. Ik dacht destijds dat ik me in de kunst als schilder moest ontwikkelen. Ik ging naar de kunstacademie in Arnhem waar ik les kreeg van onder anderen Marten Hendriks. Daar ontdekte ik dat ik me een beeldtaal en een vormentaal eigen kon maken die vooral was gebaseerd op de verbinding tussen een plek en materiaal. Eest maakte ik werk met figuren waar bomen en planten uitgroeiden, een arm die een zwam werd. Op de academie in Arnhem heb ik de basis gelegd voor het denken over mijn werk. De doorbraak kwam toen ik een pakje zwarte kinderklei kocht en daarmee een boomtak boetseerde dat een mannetje werd. De technieken die ik op de Tehatex had geleerd kon ik beeldend inzetten en eindelijk kon ik zien waar ik mee bezig was.”
Na de academie kreeg Tanja Smeets een tentoonstelling in de Arnhemse kunstruimte De Gele Rijder waar ze met kinderklei en paraffine een installatie inrichtte met als uitgangspunt ‘het oneindige landschap dat op het lichaam groeit’, zoals ze het zelf uitdrukt. Onregelmatigheden op de huid waren het uitgangspunt voor sculpturale uitwassen waarin micro waarnemingen in macrovorm gestalte kregen, eerst op de wanden van een tentoonstellingsruimte en later als invulling van een specifieke locatie.
“Voor mijn werk doe ik diepgaand onderzoek naar de aard van de ruimte waar ik werk. Dat doe ik langdurig en heel minutieus. Het materiaal waarmee ik ga werken, is afhankelijk van wat ik ontdek over de plek.”
In 1991 studeerde Tanja Smeets af en het duurde een paar jaar voordat ze greep kreeg op haar beroepspraktijk. Dat haar kracht lag in het laten versmelten van haar werk met de omgeving ontdekte ze al doende. Ze begon installaties te maken die dwars door vloeren en wanden heen met de bestaande architectuur werden verweven. Ze bewoog zich op terreinen waar ze weinig weet van had, en om die te doorgronden begon ze per project intensief samen te werken met anderen die deskundigheden hadden waarover ze zelf niet beschikte. Momenteel werkt ze bijvoorbeeld samen met Anna Bolk die als borduurster verbonden is geweest aan het couture-atelier van Jan Taminiau en die onder meer aan de École Lesage, de borduurschool van Chanel, in Parijs heeft gestudeerd.
“De mensen met wie ik samenwerk hebben een inhoudelijk aandeel in mijn werk. Op de schietbaan van het HEM in Zaandam heb ik in 2018 de installatie ‘Liquid Garden, Beneath the Surface’ gemaakt. Voorafgaand aan deze installatie heb ik geëxperimenteerd met mimespeler Luc Weers in een performance waarin hij een kostuum droeg van het grijze vilt dat ook onderdeel was van de installatie. Zachtjes bewoog hij over de vloer en vormde zo een levend onderdeel van de sculptuur. Die beweging ervaarde ik als een intrigerende nieuwe laag. Om die beweging als een continu, vanzelfsprekend onderdeel van de installatie te maken ben ik voor de installatie in het HEM gaan samenwerken met ontwerper Sander Hagelaar met wie ik ook voor mijn installatie in de tentoonstelling ‘Schurend Paradijs’ in KadE in Amsersfoort heb samengewerkt. Hij is verantwoordelijk voor het ‘bewegingsontwerp’ van die installatie waardoor het werk ritselend tot leven lijkt te komen.”
In de loop van de tijd heeft Tanja Smeets een herkenbaar idioom ontwikkeld. Haar grootschalige sculpturale ingrepen laten zich kennen door het toepassen van ongebruikelijke beeldhouwersmaterialen. Vaak zijn het voorwerpen die ze in speciaalzaken vindt en die door bepaalde beroepsgroepen als loodgieters of dakdekkers functioneel worden gebruikt. Op het moment dat die objecten in een andere context worden gepresenteerd en in eindeloze hoeveelheden, in elkaar verstrengeld of gemonteerd, dan worden het onherkenbare groeisels die als de ranonkel in het gelijknamige boek uit 1969 van Jacques Hamelink een hele stad overwoekeren.
Anders dan bij haar collega Karin van Dam die op vergelijkbare wijze met bestaand industrieel materiaal werkt, heeft haar werk geen donkere, ondergrondse aard, maar reikt het juist naar het licht. Haar sculpturale vegetatie groeit alleen als het zuurstof aan de lucht kan onttrekken en energie aan het zonlicht. Daarmee hebben haar installaties altijd iets hoopgevends in hun gelijktijdig bedreigende gestel.
De bestaande architectuur waarin haar sculpturen een parasitair bestaan hebben, wordt enerzijds ondergraven en anderzijds innerlijk versterkt, zoals een oude wingerd een afbrokkelende muur nog bij elkaar kan houden. De ontwrichting waarin de klimplant voorziet is tegelijkertijd de constructie die de boel overeind houdt.
Hoe natuurlijk het werk van Tanja Smeets ook aandoet, ze bewerkstelligt dat met onnatuurlijke materialen, zoals frituurscheppen en soeplepels die ze in Chinese winkels koopt. De waarde van het waardeloze en alledaagse, van afval en restanten is bij haar betekenisvol. De verstandhouding tussen bruikbaar en onbruikbaar materiaal in een andere verbeelding van de wereld, pakt bij haar harmonisch uit. In feite overwint ze in haar materiaalgebruik een onmogelijkheid: de wereld kan niet bezwijken aan het afval dat we produceren als we in staat zijn onze verbeelding ermee te voeden.
Voor de ontwikkeling van het werk van Tanja Smeets is haar vierledige installatie in het zogenaamde ‘klaverblad’ in Museum Boijmans Van Beuningen in 2013 van grote betekenis geweest. In deze vier etalageachtige ruimtes bij de voormalige personeelsingang van het museum realiseerde ze het werk ‘Domestic Strangers’ waarin ze een utopisch en dystopisch denkbeeld over de wereld in elkaar liet vervloeien. Het aangename van het onaangename en vice versa heeft ze in dat schilderachtig sculpturale werk op verontrustende wijze geperfectioneerd. Inmiddels ligt die installatie, waarbij een omvangrijke publicatie met een inzichtelijke tekst van Els Hoek verscheen, tien jaar achter haar. Ze heeft op tal van plekken in de wereld – van Museum Vizcaya in Miami tot Museum Henan in Zhenzhou in China en van het Museum of Art & Design in New York tot het Icheon Museum in Zuid-Korea – haar visie verbeeld op de manier waarop de kunst de bestaande wereld kan ontzetten. Een sculptuur van Tanja Smeets laat zich kennen als wilde rucola die door een plak asfalt van een voormalig parkeerterrein naar buiten barst. Zo gauw we de gebouwde wereld aan zijn lot overlaten, wordt die verpulverd door ongeremde groei.
Het lijkt erop dat het werk van Tanja Smeets, in overeenstemming met de aard van haar sculpturen, niet meer te stoppen is. Momenteel werkt ze aan een opdracht voor het Radboud ziekenhuis in Nijmegen waarvoor ze met holle glazen stenen een enorm Piranesi-achtig bouwsel ontwerpt met in een deel van de stenen zichtbaar een beeldbibliotheek, ‘de Glazen Tuin’ met kunstwerken en ook voorwerpen die mensen er speciaal voor hebben geleverd. Met Karin van Dam gaat ze op uitnodiging van Nanda Janssen werken in het klooster Abbaye de Maubuisson waar ze ieder afzonderlijk een zelfstandige installatie maken. En er is een nieuwe tentoonstelling te zien in het Kunsthaus Hessepark in het Duitse Weener in het kader van de Ostfriesland Biënnale waaraan 18 Duitse en Nederlandse musea deelnemen.
De sculpturale verbeeldingen van Tanja Smeets laten een vermenging tussen natuur en cultuur zien die zowel onthutsend als bemoedigend is. De kwaliteit ervan bestaat er vooral uit dat het geen ethische of morele gelijkhebberij is die ze uitdraagt. “Ik zie het als verbeeldingen van mogelijkheden. Door iets te maken kom ik tot denken over de wereld. Ik begin niet met een boodschap aan de wereld. Hoe het tot stand komt, vormt de kern van wat ik maak. Het komt erop neer dat ik nieuwsgierig ben naar hoe iets eruit kan zien en zo prepareer ik nieuwe gedachten.”