‘Gehandicapte lichamen worden op unieke wijze hyperzichtbaar gemaakt en tegelijkertijd uit de samenleving gewist’ – in gesprek met CtC
Voor haar nieuwe bijdrage in de serie Land zonder grenzen gaat Mira Thompson in gesprek met de leden van Crip the Curriculum. Ze spreekt met oprichters Alcide Breaux, Akash Sheshadri, Harriet Foyster, Menko Dijksterhuis en Pernilla Manjula Philip. Het gesprek zoomt in op de zichtbaarheid van kunstenaars met een beperking, de gesprekken, workshops en lezingen die CtC organiseert over handicap in de kunsten en over hun kritiek en commentaar op een slechte of niet functionerende verzorgingsstaat.
Het was lente 2021, een tijd waarin ik meer dan ooit woede ervoer. Toen ik op een zonnige ochtend mijn dagelijkse 1,5meter afstand wandeling maakte met vriendin R. gebeurde er iets waar ik nog vaak aan terugdenk. Mijn sombere gemoed kwam niet overeen met het fleurige weer. We spraken over de ontembare razernij die zich tijdens de pandemie meester van mij had gemaakt. Langs ons scheerden twee kinderen. Ze renden zoals alleen kinderen kunnen rennen: snel, zich niet bewust van de omgeving, met maar één doel voor ogen: de snelste zijn.
Mijn woede vermomde zich in die tijd nog wel eens als dogmatiek en ik vond dat kinderen zich ook aan de 1,5 meter afstandsregel moesten houden. Bovendien had ik gelezen dat kinderen het virus vaak onbewust, symptoomloos bij zich dragen en daarom meesterverspreiders zijn. Zonder dat ze er erg in hebben kunnen ze een potentieel dodelijk virus aan anderen geven, zelfs vrolijk rennend.
Natuurlijk wist ik best dat het niet die kinderen waren waar ik werkelijk boos op was, maar ik bevond me in vertrouwd gezelschap. R. kende ik toen al meer dan een decennium en zij kon als een van de weinigen door mijn rechtlijnigheid heen begrijpen waar het eigenlijk om ging. Ik maakte mijn woede aan haar kenbaar. Wat ik niet in de gaten had, was dat de moeder van de kinderen met ons gesprek kon meeluisteren. Ze fietste al die tijd achter ons, haalde vervolgens in en riep nijdig: “Het zijn verdomme kinderen”, waarop ze wegsnelde op haar blauwe fiets.
Als een bezetene zocht ik in die tijd naar voeding voor mijn furie. Alles om maar niet bezig te zijn met waar die boosheid toch echt vandaan kwam. Na maanden doelloos gescrol stuitte ik op de Instagram van Crip the Curriculum: krullerige letters op mijn beeldscherm, namen van internationale kunstenaars die ik al jaren volgde. Was dit dan het antwoord op mijn ongerichte kwaadheid?
De leden, bestaande uit Alcide Breaux, Akash Sheshadri, Harriet Foyster, Menko Dijksterhuis en Pernilla Manjula Philip zijn allen uitvoerend kunstenaar die op hun eigen manier te maken hebben met handicap. Zij vertellen nu, vier jaar na mijn kennismaking met CtC over de oprichting en de filosofie van Crip the Curriculum.
Mira Thompson
Jullie organiseren en initiëren gesprekken, workshops en lezingen met kunstenaars die iets te vertellen hebben over handicap in de kunsten. Jullie kiezen hierbij voor een mooie invalshoek waarbij zowel de materiële als de praktische, als de meer abstracte kant van toegankelijkheid wordt belicht. Op deze manier blijft het gesprek hierover niet hangen op enkel architecturale kwesties. Er kan een gesprek geopend worden over wat handicap voor creatieve en theoretische waarde in zich draagt, wat ervaringen van validisme en andere systemen van onderdrukking voor kunst kunnen voortbrengen. Kiezen jullie je gasten uit op dit idee van de bredere blik en selecteren jullie de mensen samen?
MD
Veel van onze gasten zijn vrienden van ons of mensen die we van een afstand bewonderen. Het is geweldig om samenwerkingen aan te gaan die een breed scala aan werkwijzen en andere manieren van werken blootleggen. Hierdoor hopen we het potentieel van intersectionaliteit onder de aandacht te brengen, zowel de analytische als de praktische kant. Door gebruik te maken van een crip-kader kunnen we normatieve mechanismen bevragen. Zo ontstaat er ruimte voor alternatieve manieren om kennis te vergaren en over te brengen.
PP
Al tijdens de oprichting van CtC kwam naar voren dat we niet verantwoordelijk wilden worden voor het oplossen van een ontoegankelijke school. Sommigen van ons waren nog student toen we begonnen, anderen net afgestudeerd. Het gebrek aan toegankelijkheid van schoolruimtes was ons al meteen duidelijk. De vraag werd toen: hoe kunnen we ons richten op wat ons in staat stelt contact met elkaar te maken en van elkaar te leren, binnen en buiten onze onderwijsbubbel, zonder dat we worden gezien als “probleemoplossers”. Daarom denken we niet alleen na over gasten in termen van “wie kan spreken over toegankelijkheid in de letterlijke zin van het woord” maar ook over wie bredere gesprekken kan openen over hoe handicap artistieke praktijken, kennis en relaties beïnvloedt
In 2023 woonde ik zelf één van jullie workshops bij van Park McArthur, Geelia Ronkina en Constantina Zavitsanos, allemaal kunstenaars gevestigd in de Verenigde Staten. Wat mij vooral is bijgebleven is het gesprek over de praktische randvoorwaarden van het makerschap als je rekening moet houden met toegankelijkheid. Er werden ervaringen uitgewisseld die betrekking hadden op hoe je kan functioneren als kunstenaar als het maken of installeren van je werk externe hulp vereist. Dit zijn gesprekken die op het hoger onderwijs niet tot nauwelijks gevoerd worden. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze dialoog ook buiten deze kleine groep plaatsvindt?
MD
Dit gesprek hangt af van onze inzet, maar we hebben ook institutionele steun nodig. Alleen door systemische verandering hebben deze gesprekken op de lange termijn effect. Instellingen, zoals “onze” academie, zouden prioriteit moeten geven aan het faciliteren van deze gesprekken. Vaak zijn deze gesprekken incidentele gebeurtenissen. Academies houden ervan om trendy onderwerpen aan te kaarten. Helaas is die aandacht dan vaak van korte duur. We hebben langdurige, permanente aandacht nodig, geen performatieve. Alleen op die manier is het mogelijk dat er structurele verandering plaatsvindt.
PP
Het is ook een duurzaamheidskwestie. Wanneer deze gesprekken alleen binnen kortlopende projecten plaatsvinden, komt de verantwoordelijkheid uiteindelijk terecht bij individuen of collectieven die zich in precaire posities bevinden. Dit staat symbool voor een bredere cultuur van tijdelijke, projectmatige oplossingen, waarbij er geen verantwoordelijkheid voor de lange termijn genomen hoeft te worden.
In veel van jullie werk zie ik kritiek en commentaar op een slechte of niet functionerende verzorgingsstaat. Zien jullie de oprichting van CtC ook als reactie op maatschappelijke en politieke gebreken?
HF
Ik zou zeggen dat CtC in de eerste plaats een reactie is op tekortkomingen. We reageren lokaal (waarmee ik Amsterdam bedoel, de school waar we allemaal zijn afgestudeerd, maar ik heb het ook over andere hedendaagse kunstopleidingen/instellingen in het westen). Dit doen we door ruimte te bieden aan kunstenaars die zich als ziek of gehandicapt identificeren. In een materieel, institutioneel en cultureel landschap dat structureel diep validistisch is, kunnen we CtC als reactie daarop bieden.
Ik heb onze naam in die zin altijd mooi gevonden, omdat die in de gebiedende wijs kan worden gelezen: crip the curriculum – een bevel of uitnodiging zoals ‘geef het zout door’ of ‘poets je tanden’. Als het curriculum een echte weerspiegeling was van de mensen en ervaringen die de wereld vormen, zou het niet hoeven te worden “gecript”. Dat zou het dan al zijn, in zijn inhoud, vorm en uitvoering.
De manier waarop het werk van CtC verder reikt dan het lokale, vindt plaats op een breder theoretisch vlak. De theorie gaat in die zin aan de praktijk vooraf. Het is een poging om de verbanden tussen imperialisme en handicap te leren zien, op elk niveau. Ooit hopen we het werk van Iarlaith Ní Fheorais – over verminking en zwakte als instrumenten van koloniaal geweld in Palestina en Ierland – te bestuderen en publiceren.1
We zouden ook kunnen nadenken over ziektekostenverzekeringen als de levensader van de ene groep en de melkkoe van de andere groep, over bezuinigingen op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, of over de algemene impact van bezuinigingen. Dan moeten we parallellen trekken tussen deze crises. Hoe beter we inzien dat zogenaamde structurele tekortkomingen noodzakelijkerwijs zijn ingebouwd in de systemen waarin we leven, hoe beter we alternatieven kunnen ontwikkelen.
MD
Zeker! Naast onze gezamenlijke wens om als collectief samen te werken, deelden we de drang om perspectieven in het curriculum te introduceren die veel te lang onzichtbaar en gemarginaliseerd zijn geweest. Dit kwam voort uit het inzicht dat pedagogische kaders nooit neutraal zijn, en dat ze worden gevormd door geschiedenissen van uitsluiting die bepalen wiens kennis legitiem is. Met CtC willen we deze bestaande hiërarchieën omverwerpen en ruimte creëren voor de stemmen, geschiedenissen en vormen van kennis die onzichtbaar of uitgewist zijn.
AS
Laatst hadden Menko en ik het erover wat het betekent om te ‘nesten’ binnen traditionele en hiërarchische instellingen, zoals een kunstacademie in Nederland. Er is uiteraard constante wrijving. Je loopt tegen teleurstellingen aan vanwege het gebrek aan een gedeelde visie. Persoonlijk vind ik dat individuele kunstenaars niet verantwoordelijk gemaakt moeten worden voor systemische verandering. Tegelijkertijd moeten we ons ook als bemiddelingsplatform bezighouden met de logistieke kant van toegang. Tot op zekere hoogte vormt onze samenwerking een reactie op het gebrek aan structurele ondersteuning.
Aangezien initiatieven als CtC meestal gedragen worden door mensen die zelf een beperking en/of chronische ziekte hebben, rijst bij mij de vraag hoe jullie je eigen positie als kunstenaar met beperking/ziekte zien. Ik weet dat een positie bepalen als je een (zichtbare) beperking hebt verwachtingen met zich meebrengt. Bijvoorbeeld door je verantwoordelijk te voelen om kunst te maken die door persoonlijke ervaring is ingegeven of expliciet activistisch is. Verwachtingen die gaan over jou als stem van een beweging of groep.
Voelen jullie druk om een bepaalde positie in te nemen en wat voor invloed heeft dat op jullie werk?
MD
Oef, ik vind dit een ingewikkelde vraag om een eenduidig antwoord op te geven. Mijn kunstpraktijk is sterk verbonden met mijn ervaringen als queercrip. Ik maak werk waar ik naar verlangde toen ik opgroeide: ik wil de leegte vullen die mijn jeugd heeft beïnvloed en representatie bieden. Maar door inspiratie te putten uit mijn eigen belichaming wil ik niet meewerken aan de versimpelde indeling van mijn werk die enkel op identiteit gebaseerd is. Ik denk dat representatie binnen artistieke ruimtes mogelijkheden kan openen voor bredere culturele, maatschappelijke en systemische verandering.
AB
Zoals Menko al zei is dit een moeilijke vraag om te beantwoorden. Ik heb in het verleden zeker druk gevoeld om werk te maken dat een publiek of instelling gemakkelijk kan begrijpen, of erger nog, werk dat een instelling een vorm van inclusie doet bewerkstelligen. Ik denk dat we ons moeten afvragen of we überhaupt bekend willen staan als “kunstenaars met een beperking”, in plaats van gewoon kunstenaars.
Nog even door op dat gebrek. Jullie laten een groot palet aan uiteenlopende stemmen aan het woord bij CtC van mensen met verschillende achtergronden. Zowel beeldende, conceptuele als literaire gasten komen aan het woord. Ik vind het interessant dat jullie mensen met zo’n uiteenlopende achtergrond uitkiezen. Jullie tonen dat er niet zoiets bestaat als “de handicapservaring”. Ik heb veel nagedacht over het belang van zichtbaarheid, vooral als het gaat om systemen van onderdrukking. Hoewel het doorgaans als een centraal element in deze discussies wordt gezien, ben ik niet helemaal overtuigd van dat perspectief. Kun je iets vertellen over jullie perspectief hierop?
AB
Zoals Audre Lorde al zei: “There is no such thing as a single-issue struggle because we do not live single-issue lives.” Ondanks wat onze naam doet vermoeden, is CtC geen initiatief dat zich enkel richt op handicaps of gehandicapte mensen. Ik denk dat we vooral geïnteresseerd zijn in biopolitiek en de vraag wat het betekent om onder het kapitalisme te leven.
Zoals we nu helaas weer zien, zijn mensen met een beperking niet de enigen die in een lichaam leven dat gepathologiseerd wordt. De wereldwijde tegenreactie op LGBTQIA+rechten vertaalt zich als een obsessie met queer- en trans lichamen en het controleren daarvan door middel van medische interventie en beleidsvorming. Of door het regelrecht oproepen tot onze “uitroeiing”.
Ik zou willen stellen dat gehandicapte lichamen op unieke wijze hyperzichtbaar worden gemaakt en tegelijkertijd uit de samenleving worden gewist.
MD
Zichtbaarheid is absoluut ambivalent als je het hebt over systemen van onderdrukking. Hoewel een grotere zichtbaarheid helpt om uitwissing te voorkomen, kan het ook tegen je werken. Bijvoorbeeld als mensen met gemarginaliseerde identiteiten worden aangenomen in bestaande structuren zonder de onderliggende problemen aan te kaarten. Voor mij is zichtbaarheid geen doel op zich, maar meer een voorwaarde. Het gaat over de context waarin werk wordt gemaakt. Mijn eigen praktijk richt zich op het creëren van vormen die zich verzetten tegen commercialisering en representatie als symbool op zich.
Daarmee hoop ik het idee te vieren van het definiëren van het zelf, solidariteit en structurele kritiek aan te moedigen. Ik zou zichtbaarheid daarom niet centraal stellen in systemen die zich verzetten tegen onderdrukking. Ik denk dat zichtbaarheid als instrument krachtig kan zijn, naast vele andere manieren, om onderdrukkende systemen bloot te leggen en te ontmantelen.
AS
Hmm, interessant, zeker gezien de hedendaagse populariteit en heropleving van de term ‘zichtbaarheid’ in de culturele wereld. Culturele instellingen beroepen zich op Édouard Glissants “Right to Opacity”2. Wij vinden dat dit de laksheid van een cultureel collectief laat zien. Het zet me wel aan het denken over wat zichtbaarheid betekent wanneer collectieven de ‘cultus’ van de individuele kunstenaar onder de loep leggen. Het is geen kwestie van óf-óf. We hebben het ook vaak over hoe je het metawerk van toegankelijkheid kunt beschouwen als een artistieke methode. Met metawerk bedoel ik het werk dat werken zelf mogelijk maakt. Dit wordt onzichtbaar gemaakt.
Menko werkte bijvoorbeeld niet lang geleden samen met de academie aan een ‘Access Audit.’Daarom moet de betekenis van ‘zichtbaarheid’ steeds opnieuw bekeken worden. Bijvoorbeeld; is het een voorzet richting representatie, zonder tegelijkertijd toe te geven aan “Neoliberale Recuperatie” 3.
Zelf heb ik het idee dat er de afgelopen jaren een kleine verschuiving heeft plaatsgevonden. Ik zie meer interesse voor onderwerpen als ziekte, vergankelijkheid en handicap. Je zou daarvoor meerdere redenen kunnen bedenken (de collectieve angst en wanhoop die de pandemie teweeg heeft gebracht, wereldwijde fascistische tendensen, genocidale regimes die meer en meer mensen gehandicapt maken). Binnen de academie zijn jullie nu een bekende groep. Merken jullie die toegenomen interesse en zo ja, wat zijn volgens jullie daarvan de oorzaken?
AS
Je zou kunnen zeggen dat we slechts relateren aan en reageren op het werk van onze tijdgenoten door handicap, chronische ziekte en necropolitiek te beschouwen als een van de schakels binnen radicale politiek. Deze onderwerpen zijn altijd sluimerend aanwezig geweest, en nu heeft het werk van zovelen anderen en het verwerven van (een) nieuwer(e) lexicon(s) ons in staat gesteld te onderzoeken hoe verweven alles is door de wereld door deze lens te bekijken. Ik denk dat we elkaar allemaal beïnvloeden om op bepaalde manieren te denken. Als je erover nadenkt, heeft de genocide in Gaza veel kritische werken uit de disciplines (dekoloniale studies, disability studies) samengebracht.
AB
Instellingen benaderen handicap als een “laatste grens” van identiteitspolitiek. Ik heb het dan meer over kunstinstellingen dan over academische instellingen.
Pessimistisch gezien vraag ik me af hoe lang dit nog zo zal zijn, en of de aandacht hiervoor de komende jaren überhaupt zal blijven bestaan. Zo zagen we in 2020 veel Zwarte kunstenaars plotseling een platform en opdrachten, om vervolgens weer door instellingen te worden genegeerd toen de aandacht voor Black Lives Matter van curatoren en de kunstmarkt afnam. Dit toont de agressie aan die ontstaat wanneer instellingen onze levens en carrières als een trend behandelen. Een instelling als Sandberg, die tijdelijke masteropleidingen creëert om in te spelen op urgente problemen, moet zichzelf de vraag stellen hoe ze de balans kunnen vinden tussen aandacht geven aan opkomende problemen en het bieden van oprechte steun. Het antwoord ligt in lange termijn betrokkenheid van hun programma’s.
AS
Om AB’s punt aan te vullen: binnen de context van instellingen gaan we voorzichtig om met het idee dat deze onderwerpen iets van korte duur zijn. Als kunstenaarscollectief dat probeert de hedendaagse wetenschap te spiegelen aan structuren van macht, hebben we ons neergelegd bij het feit dat het produceren van kennis nooit stopt.
HF
Het is volgens mij echt voelbaar; misschien voelen meer mensen zich verbonden met dit soort vragen omdat leven in deze wereld überhaupt steeds meer moeite kost. Steeds meer mensen worden ziek.
Ik blijf hangen bij deze laatste woorden en herinner me mijn woeste buien. Ze zijn gemakkelijk op te wekken. Ineens realiseer ik me wat CtC voor rol vervult. Het is een initiatief waar de kunst een verlengstuk wordt van het alledaagse. Een belichaamde manier van werken waar de kunstenaar in al haar vormen, boos of niet, kan bestaan. Foyster vervolgt:
HF
In de periode waarop we het meeste werk deden (wat kon omdat we beperkte, maar structurele financiering kregen), was er misschien evenveel uitval vanwege ‘andere’ omstandigheden als door ziekteverlof. Hier zijn denk ik meerdere redenen voor: wijzigingen in roosters op het laatste moment, veranderingen binnen kinderopvang, burn-out wegens zoektocht naar woonruimte, de woningcrisis, of het moeten prioriteren van ander betaald werk. Misschien kunnen we zeggen dat dit ook een soort ziekteverlof is. We worden allemaal uitgebuit door welke vreselijke fase van imperialisme we ook hebben bereikt. We zijn steeds minder in staat om deel te nemen aan de dingen die het sociale leven vormen – we worden eigenlijk incapabel gemaakt. Misschien neemt de interesse voor deze onderwerpen toe omdat we de verbindingen steeds beter kunnen zien tussen onze geïndividualiseerde, onvervulde behoeften en de heersende machten die ons in de eerste plaats ziek hebben gemaakt. Zo is het beter mogelijk om solidair met elkaar te zijn, kameraden te vinden en een toekomst voor te stellen waarin welzijn geen industrie is, maar meer een algemene toestand waar we allemaal toegang toe hebben, waar in onze behoeften wordt voorzien zonder strijd, en zonder uitzondering.
Noten:
1: Schrijver en curator Iarlaith Ní Fheorais houdt zich bezig met handicap en imperialistische machtsstructuren in de kunsten. Met haar online pagina ‘’Access Toolkit for Artworkers’’, creëerde zij een informatief hulpmiddel voor toegankelijkheid gericht aan mensen werkzaam in het kunstenveld. Haar Ierse achtergrond beïnvloedt haar werk en denken en de afgelopen jaren liet zij haar pro-Palestijnse geluid doorklinken in haar werk.
2: “Het recht op ondoorzichtigheid”, een term gemunt door Frans/Antilliaanse schrijver en dichter Edouard Glissant, verwijst naar het idee dat ieder mens recht heeft om delen van je identiteit onbenoemd en onuitgesproken te laten. Dit omdat zulke identiteitskaders de complexiteit van iemand nooit zouden kunnen omvatten.
3: De Franse, Marxistische filosoof en schrijver Guy Dubord herintroduceerde de term Neoliberal Recuperation, ofwel Neoliberalistische recuperatie. Dit beschrijft het proces waarbij het kapitalisme zich radicale ideeën van de kunstbeweging de Situationistische Internationale toe-eigent om haar eigen doel te dienen. Op deze manier veranderde het transformerende potentieel van de idealen van de Situationistische Internationale van een transformerende politieke beweging in een instrument van het kapitalisme. De Situationistische Internationale(1957- 1972), mede opgericht door Guy Dubord was een geëngageerde kunstbeweging die veel aandacht genereerde met hun ‘happenings’.De happenings waren een manier om te ageren tegen het conservatisme van de vorige generaties en hoopten een revolutie teweeg te brengen.