in gesprek met Rafaël Rozendaal
Terwijl op de achtergrond te horen is hoe zijn Chinese buren zich verzameld hebben op de gang en druk in gesprek zijn, spreek ik via een vluchtig Skype gesprek het gezicht van de internetkunst; de nog jonge Nederlands/Braziliaanse kunstenaar Rafaël Rozendaal (35). Inmiddels heeft hij zich gesetteld in China Town, New York en vertelt hij me vanuit zijn appartement hoe het maken van internetkunst hem vrijheid biedt, hoe het medium zijn kunst plat maakt en hoe zijn kunst volgens hem de kijker toch kan meeslepen.
In 2000 kocht Rozendaal zijn eerste domeinnaam en daarmee werd zijn eerste internetkunstwerk een feit. Hij was er vroeg bij en eigende zich op jonge leeftijd al een plekje op het internet toe. Inmiddels heeft hij meerdere internetkunstwerken gemaakt met vreemde domeintitels zoals; nekromisantrop.com of beefchickenpork.com en gebruikt hij het internet als canvas voor zijn kunst. Zijn laptop is zijn atelier, het internet zijn online galerie.
Het is half 8 ’s ochtends in New York wanneer Rafaël Rozendaal zijn ontbijt achter de kiezen heeft en zijn dag begint met ons Skype interview. Terwijl hij aan de andere kant van de oceaan een kop thee zet, slaat de klok in Nederland half 1 ‘s middags.
Fenne Saedt (FS): Goedemorgen Rafaël.
Rafaël Rozendaal (RR): Goedemiddag Fenne.
FS: Je hebt jaren lang na je afstuderen de wereld over gereisd en al die tijd genoegen genomen met hotelkamers en matrassen bij vrienden of kennissen op de grond. Wat heeft je naar New York gebracht?
RR: Op een gegeven moment word je moe van al dat gereis. Bovendien werd ik verliefd en ben ik mede daardoor nu gesetteld in New York. Ik kan niet zeggen dat Amerika per se vooruitstrevender is in de internetkunst dan Nederland. Mijn werk vindt wel meer zijn plek hier, omdat de Amerikanen wat intuïtiever zijn wanneer ze kunst kijken, denk ik. Het biedt me in ieder geval meer mogelijkheden.
FS: Zou je een voorbeeld kunnen schetsen van een van je kunstwerken waarvan je denkt dat deze beter tot zijn recht komt in Amerika?
RR: Een specifiek voorbeeld heb ik niet, maar voordat ik naar Amerika vertrok ondervond ik wel dat Nederlandse instellingen soms moeite hadden met mijn kunst. Ze vonden mijn kunst niet serieus genoeg, te snel, of te kleurrijk. Misschien vonden ze het juist te simpel. Bovenal bevat mijn kunst niet altijd een toelichting of intellectueel concept. Nu heb ik in Nederland ook een galerie, Upstream Gallery, waar ik vaker tentoonstel en heb ik het in beide landen goed. Elk land en elke stad heeft zo zijn eigen discours met zijn eigen verhaal. Mijn interesses staan los van geografie, ik maak nooit kunst voor een bepaald gebied. Ik wil altijd werk maken dat leesbaar is over de hele wereld.
FS: Je maakt ook Haiku’s, ben je een dichter?
RR: Dat weet ik niet, ik wil ze wel blijven maken. Alle vormen van kunst hebben te maken met een bepaalde vorm van aftakeling. Olieschilderijen gaan verkleuren, bij een sculptuur is er de kans dat er een arm of neus van het object valt, internetkunst vervalt, omdat er over een aantal jaar wellicht totaal andere computers zijn. Gedichten hebben dat niet, alhoewel ik mijn haiku’s bijna geen gedichten vind omdat ze zo kort zijn, voor mij ligt het in het verlengde van het creëren van domeinnamen. Wat ik wil, is dingen maken. Welke titel dat heeft maakt mij niet zo veel uit.
FS: De websites die je maakt hebben bizarre titels. Verzin je eerst de titel tijdens de koop van een domein en verbind je daar later je werk aan?
RR: Vroeger kocht ik wel eens een domeinnaam die ik interessant vond en waar ik later een kunstwerk bij maakte, maar dat werkte op de lange termijn niet: het voelde te geforceerd. Nu vraag ik het domein pas aan nádat ik een kunstwerk heb gemaakt. Dat is vaak een hele zoektocht, omdat veel domeinnamen al in gebruik zijn. Ik zoek op een paar keywords die ik bij het kunstwerk vind passen, het internet geeft dan zelf suggesties van namen die nog beschikbaar zijn. Het levert vaak titels op die ik zelf nooit verzonnen zou kunnen hebben.
http://www.freedomfromfearandworry.com
FS: Schets je ook via de computer of maak je ook wel eens iets ‘analoog’?
RR: Het begint met een schets van potlood op papier, simpelweg omdat het de snelste manier is. Stel je voor dat je heel snel een palmboom wilt schetsen, gewoon uit je hoofd; een hele basic palmboom, bestaande uit tien lijnstukken. Dat doe je veel sneller met de hand, ook al ben je geen goede tekenaar. Het is geen idealistisch pleidooi voor analoog technieken maar het is simpelweg sneller. Het gekke is dat ik vaak pas inspiratie krijg wanneer ik me verveel. Hiervoor moet ik me totaal afsluiten van het internet, een wandeling maken of een ritje in de metro brengt me vaak al op ideeën. Het moet echt even heel saai zijn.
FS: Echte saaiheid, hoe bereik je die?
RR: Als er echt niets is te doen, zo min mogelijk prikkels, gaat het hoofd allemaal dingen bedenken, de simpelste ideeën zijn vaak het sterkst. Toch heb ik geen magische formule tot geïnspireerd raken zoals 10 rondjes door de woonkamer en me 5 minuten verstoppen onder het bed: was het maar zo simpel. Van mijn websites weet ik vaak nog wel hoe en waar ik op het idee ben gekomen, ik heb al die momentopnames eens genoteerd om te kijken of hier een patroon in te ontdekken was. Een patroon kon ik echter niet vinden, wat jammer is anders kon ik het inzetten.
FS: Heb je verhalen van beschouwers die door jouw kunst ontroerd en aangedaan waren, aangezien het grafisch, grappig en vrij lineair is?
RR: Ik vind mijn platte internetkunst mooi, het is dus een bewuste keuze volgens dit handschrift kunst te maken. Maar mede door de techniek is het ook niet mogelijk om de kunst diepte te geven. Ik heb het dan niet over de inhoud, maar over de vormgeving van mijn werk. Ik heb wel eens geprobeerd mijn kunst extra diepte te geven door meer te coderen in de programmering maar de computer zegt dan snel ERROR of loopt vast. Ik denk niet dat dit de verzamelaar belemmert een emotionele ervaring te krijgen bij mijn kunst, daarin kan een beeldscherm prima concurreren met een museale omgeving.
FS: Jouw websites worden ontzettend goed bezocht, jaarlijks bereik je zo’n 40 miljoen bezoekers. Dit is veel meer dan de +/- 9,5 miljoen jaarlijkse bezoekers van het Louvre: ‘s werelds best bezochte kunstmuseum.
RR: Het zou heel bizar zijn als ik evenveel fysieke bezoekers zou hebben voor mijn kunst als het Louvre. Ik zie een fysieke bezoeker als compliment, omdat deze er ook voor reist en mijn kunst waarschijnlijk langere tijd volgt. Wat dat betreft is internet een stuk gemakkelijker, met een enkele klik kan een ieder mijn sites bekijken. De bezoekers en het succes ervaar je eigenlijk niet, het groeit langzaam, het geeft me een gevoel van onafhankelijkheid. Hier kan ik helemaal mezelf zijn zonder overleg, het is heel intuïtief. Wat er ook gebeurt, succes of niet, mijn internetkunst is er altijd.
FS: Op timesquare was in februari ‘Much Better Than This’ iedere avond op alle billboards van het plein te zien. Duizenden mensen hebben je kunst fysiek kunnen aanschouwen. Hoe ervaar je dit?
RR: Met name de kijkervaring is anders. Ik woon om de hoek en heb mensen dus daadwerkelijk naar mijn kunst zien kijken. Ik vergelijk mijn kunst vaak met muziek. Je kunt thuis naar muziek luisteren via de computer, een CD of een plaat, door een koptelefoon of door de speakers, maar het bezoeken van een concert is toch een andere ervaring. De opening van een tentoonstelling is voor mij net zo spannend als het geven van een concert voor een muzikant. Bij een concert kunnen bezoekers meezingen met de muziek, omdat ze de tekst kennen, mijn bezoekers volgen mijn kunst al langere tijd en leven mee met mijn werk. Voor mij is er echter geen onderscheid tussen die twee werelden. Zowel offline als online vullen elkaar aan en de een is niet beter dan de ander. Internet is zo door het leven heen geweven dat vrijwel alles internet is geworden. Zelfs het museum wordt via het internet ervaren. Jij gaat naar het museum en via je online posts maken andere mensen het museum mee door jouw foto’s. Wat maak je nu echt mee en wat ken je als .jpeg bestand of instagram post?
FS: Kan men een van jouw domeinnamen kopen?
RR: Mocht je een van mijn internetkunstwerken willen kopen dan zitten hier wel regels aan verbonden. Als je een van mijn websites wilt kopen moet je allereerst contact opnemen met een van mijn galeries. Tijdens mijn werkproces werk ik het liefst zonder regels en grenzen en is vrijheid juist het belangrijkst, zo is ook mijn liefde voor het internet ontstaan, maar met mijn kopers is dat onmogelijk. Ik heb een contract opgesteld waar iedere koper zich aan moet houden, mijn kunst moet bijvoorbeeld altijd en voor iedereen toegankelijk blijven. In de domeinbalk wordt wel getoond van wie het kunstwerk is, maar de eigenaar mag verder niets aan het kunstwerk veranderen. De domeinnaam door mij gekozen staat vast.
FS: Ben jij de kartrekker van de internetkunst en heb je veel geïnspireerde volgelingen?
RR: Ik zal altijd als ‘internetkunstenaar’ betiteld worden, er zijn niet veel kunstenaars die werken in dit genre. Toch zie ik dat veel collega kunstenaars van mijn generatie terug grijpen naar het fysieke; objecten en installaties. De computer is niet alleen een scherm, ze is zo verweven in ons bestaan dat dit medium via een 3dprinter weer tastbare sculpturen kan maken. Ik zou liever geen grenzen willen trekken en niet betitelt willen worden, ik vind het een fijn idee dat de kunstwereld vrij is. Wat ik het belangrijkst vind aan de internetkunst is dat ik niet meer afhankelijk ben van een galeriehouder die mijn kunst interessant genoeg vindt en het aan de wereld wilt laten zien. Met het evenement BYOB (Bring Your Own Beamer) wat ooit zijn start maakte in een huiskamer met een vriendengroep om onze kunst te delen, en inmiddels uitgegroeid is tot groot evenement wat overal ter wereld wordt georganiseerd, ben ik wellicht een inspiratiebron geweest voor jonge kunstenaars. Op een simpele manier kunnen jonge kunstenaars zelf hun werk aan de wereld laten zien. Je hoeft alleen een beamer mee te nemen.