Over hoe de olie-industrie het museum gebruikt als schaamlapje
Kunstenaar en onderzoeker Eef Veldkamp interviewde Jonas Staal, Malou den Dekker (BP or not BP) en Daniela Paes Leão (Fossil Free Culture) over hun positie als kritische kunstenaar in het neoliberale tijdperk. Ter introductie schreef hij eerder een kort essay. ‘Kunstenaars willen, aldus tegen beter weten in, niet meer de bittere smaak van de voedende hand proeven en dus gaan ze over tot actie, met succes. In die precaire situatie, die mij ook niet onbekend is als kunstenaar, heerst een klemmend bewustzijn van hypocrisie: je wilt wel maar kan niet, je kan wel maar wilt soms ook niet. De wereld zoals we die kennen is geen makkelijk medium om mee te werken.’ Vandaag publiceert Mister Motley het interview met Malou den Dekker over BP or not BP. Dit interview deed ze op persoonlijke titel omdat ze geen actieve positie meer heeft bij BP or not BP.
Nagenoeg alles in onze samenleving draait, puntje bij paaltje, om olie. Ook de kunst ontkomt niet aan deze antithese van duurzaamheid en vervoert kunst per auto, vliegt de wereld over voor conferenties en vervaardigt kunstwerken van allerlei vervuilende materialen zoals epoxy. Desalniettemin is de kunst een van de plekken waar precies die grote afhankelijkheid van de olie bekritiseerd kan worden: en de kunst is daar zeker mondig in. Toch vloeit de olievlek voort en sluiten grote kunstinstellingen deals met oliemaatschappijen over de hele wereld, in de hoop dat de doeken in de kunst van de smerige, vervuilende olie een pracht van een schilderij kunnen maken. Zo werkt het helaas niet en de kunstwerken worden dan ook steeds vaker als poetslap ingezet. Malou Den Dekker studeerde Art and Politics aan Goldsmiths College in London, toen ze voor het eerst in contact kwam met de actiegroep BP or not BP. Zoals de naam al impliceert houden de activisten zich bezig met de door de olie-industrie gefinancierde kunstinstellingen. Ik vroeg Malou waarom de olie-industrie zo geïnteresseerd is in kunst? Het antwoord is dat ze dat uiteraard niet echt zijn, maar wel in kapitaal.
MdD: “het komt ze vooral heel goed uit. De kunsten zijn heel handig geweest voor oliemaatschappijen op verschillende plekken. BP(Britisch Petroleum, red.) betaalt slechts een klein bedrag, minder dan 1% van het budget van het British Museum, maar krijgen toch een grote positie in visuele aanwezigheid en zeggingskracht in programmering. Dat je de kunsten niet snel rijmt met de olie-industrie, is precies de kracht. De relatie voelt erg indirect, ongerelateerd zelfs. Daarmee is het geniepig. Het is onopvallend. Je ziet dezelfde patronen bij verschillende oliemaatschappijen in verschillende landen. BP gebruikt een groen logo, vaart mee op de ‘duurzaamheidstrend’ – zoals dat in die tak van sport heet – maar is dat natuurlijk niet. Het is een grote branding exercitie. Ze willen positieve associaties opbouwen. Sommige mensen zeggen: ‘ze geven toch geld? Dat is toch iets goeds?’, maar dat argument gaat dus ook niet echt op gezien hun marginale bijdrage. Je kunt je ook afvragen waarom ze aan grote collecties geven, waarom maken ze die keuze? Als het om de kunsten zelf gaat zouden ze ook kleine kunstenaarsinitiatieven kunnen steunen, maar daar hebben ze natuurlijk veel minder aan. Het is ook neokoloniaal: ‘Wij van, British Petrolium, sponsoren het British Museum’. Ze buiten al jaren mensen uit, het linkt aan imperialisme. BP organiseert bijvoorbeeld ieder jaar een receptie voor ‘belangrijke mensen’ in het museum, ze mogen dan de publieke instelling gebruiken om hun winsten te ontwikkelen en voort te zetten. Dat geeft status en prestige, ze misbruiken zo een publieke infrastructuur (de vaste collectie van het British Museum is gratis toegankelijk door staatsfinanciering, red.), en maken er zelfs een machtsvertoon van.”
EV: Hoe hebben jullie je verzet tegen de BP-casus?
MdD: “BP or not BP ontstond in 2012 toen zij het logo van BP op brochures van de Royal Shakespeare Company (Brits theatergezelschap dat veelal stukken van Shakespeare speelt, red.) ontdekten. De groep die toen BP or not BP heeft opgericht heeft sindsdien bij verschillende instituten die aanpappen met BP acties gedaan. Het theatergezelschap heeft pas afgelopen jaar hun contract met BP opgezegd. Dat gebeurde pas toen honderden kinderen voor hun gebouw ‘Drop BP!’ riepen. In februari 2019, toen BP or not BP al zo’n zeven jaar bestond, hebben wij een protest georganiseerd bij een blockbuster tentoonstelling in het British Museum die gesponsord werd door BP. De tentoonstelling heette “I am Ashurbanipal, king of the world, king of Assyria”, waar tegenover wij de slogan “I am British Petroleum, King of Exploitation, king of Injustice” hebben gezet.
Het model van het British Museum is dat ze ieder jaar een grote blockbuster doen. Die zijn de laatste jaren altijd gesponseerd door BP, en vorig jaar was er zelfs een tentoonstelling over Irak. BP sponsorde de expositie, maar niet de oorlog. Ze voerden daarentegen wel een lobby voor de invasie. BP or not BP is vooral performatief, maar we werken ook samen met een onderzoeksorganisatie genaamd ‘Culture Unstained’. Zij doen onderzoek waarmee wij onze campagnes onderbouwen. Zij hebben een rapport uitgebracht over deze tentoonstelling met de conclusie: het is misschien geen toeval dat BP juist deze expositie over Irak sponsort. De geschiedenis van de interesses van BP en de British Empire in de olie schatten van Irak is lang en al beschamend genoeg op zichzelf. In 1915 werd het Ottomaanse Rijk – hedendaags Irak – al binnengevallen door het Verenigd Koninkrijk voor olie. Voor een dergelijke invasie heeft BP dus in 2003 wederom gelobbyd. Om dan als BP zijnde vijftien jaar later je logo te plakken op een tentoonstelling met gestolen objecten uit die oorlog, is heel erg. Het is heel geniepig en niet per se heel gecompliceerd, het is gewoon heel fout. Het gebeurt op een manier waardoor het lastig wordt om de connecties te zien, die moet je eerst zichtbaar maken. Dat doen zij zelf uiteraard niet. De intentie van BP is om het gecompliceerd te laten lijken; om het te verdoezelen. Wij hebben ons daar afgevraagd hoe we al die dingen samenbrengen: de klimaatcrisis, neokolonialisme en de Irak oorlog. Onze actie destijds was een grote logistieke vraag: hoe zorg je dat iedereen die komt weet wat die moet doen, zonder dat het British Museum erachter komt? Wij hebben een zwarte protestbanner van 200 meter gemaakt, en het doel was een circulair woordenlint. Iedere deelnemer kreeg een stuk doek en de hele cirkel stond vol met mensen. Dit was onze eerste grote performance. Deze actie was wat serieuzer van toon dan eerdere acties. Dat voelde gepaster in deze context. Voor deze actie bij de tentoonstelling over Irak hebben we heel nauw samengewerkt met activisten uit Irak die in Londen wonen. Dat proberen we altijd te doen.”
EV: Tegen welke problemen liep je aan?
MdD: ” ‘Hoe ver kun je gaan?’, is een vraag die we vaak besproken hebben. Het is voor ons balanceren tussen pressure points en publiek draagvlak behouden. In de afgelopen acht jaar heeft BP or not BP vijftig performances in het British Museum uitgevoerd, het museum is inmiddels behoorlijk aan ons gewend geraakt. Dat is soms lastig, maar heeft ook voordelen. Een van de problemen waar we ons druk mee bezig houden is het zichtbaar maken van de complexe machtsstructuren. Om een voorbeeld te geven. Er is een poosje terug voor het eerst een publiek debat georganiseerd over olie in de kunsten, waarbij BP, de British Museum en iemand van Culture Unstained als sprekers aanwezig waren. Wat er gebeurde is dat het debat werd georganiseerd door een mediabedrijf, en het allereerst dat gezegd werd was: ‘belangrijk om te zeggen is dat wij ook geld krijgen van BP, haha’. Het zit er zo diep in, de olie is zo diep doordruipt. Het kostte 25 pond om deel te nemen, dat werkt al selectief, en dan worden ook nog eens de grenzen van het debat gezet door een bedrijf dat geld krijgt van BP zelf. Het is een groot schouwspel. Een ander voorbeeld is de vraag ‘Hoe kun je als groep garanderen dat je in solidariteit staat met de medewerkers, terwijl je tegen het geld bent waarvan hun salaris wordt betaald?’. Na onze laatste demonstratie in februari, sloot de vakbond van de museummedewerkers zich gelukkig ook bij ons aan. Ze steunden ons al langer, maar maakten dat nu expliciet. Zelfs medewerkers die onderbetaald worden zeggen dan: dit is geld dat wij niet willen aannemen. We hebben op best een gekke manier een relatie opgebouwd met het British Museum, in februari zijn we er ook voor het eerst blijven slapen. We vroegen ons namelijk af hoe we meer druk konden zetten? Daarom maakten wij een paard van Troje als metafoor voor de rol van BP in het British Museum, maar we wilden ook blijven slapen. We hebben dat uiteraard niet aangekondigd. Na de initiële vijftienhonderd demonstranten tijdens de actie bleef er een groep van veertig mensen over. Om te kunnen blijven slapen gingen we onderhandelen met de beveiliging van het museum. We mochten blijven slapen, uiteraard onder bepaalde voorwaarden. Ze moesten zich afvragen wat erger was. Activisten met de politie de deur uit, of ze gewoon een nachtje laten slapen en kunst laten maken? Uiteraard zijn dit PR-overwegingen van het museum. In de nacht maakten we een kunstwerk, we goten onze lichaamsdelen af in gips, dat de volgende dag ongemerkt meedeed in de blik van de bezoekers.”
EV: Hoe overleefde jij in die tijd?
MdD: “Toen ik de eerste keer over BP not to BP hoorde deed ik een module Art and Politics: history and theory aan Goldsmiths College in Londen. Tijdens mijn master ben ik al met ze gaan werken, maar ik had ook een bijbaantje en ik woonde in een dure flat in Londen. Na een aantal maanden ben ik toen met een groep vrienden gaan kraken. In het Verenigd Koninkrijk heb je nog goede rechten als kraker. Dat mag sinds 2012 niet meer in residentiele gebouwen, maar wel in commerciële panden. Als je een gebouw vindt dat leeg staat, maar dat ‘open’ is en je dus niet in hoeft te breken, mag je er verblijven. Als je dan binnenkomt moet je wel alle deuren afsluiten zodat de eigenaar zonder in te breken niet naar binnen kan. Ze kunnen dan de politie bellen en zeggen ‘er zit iemand in mijn gebouw’. De politie komt dan langs om te kijken of de krakers kraakrechten hebben. Als dat zo is, dan moet de eigenaar naar de rechter waarop een langdurig proces volgt dat veel geld kost. Na een zoektocht naar dergelijke panden vonden we aan Peckham High Street in Zuid-Oost Londen een leegstaand postkantoor dat in commercieel bezit was. We konden daar uiteindelijk vanaf augustus 2019 tot en met mei 2020 verblijven. In Engeland mag je gelukkig geen gebouw afsluiten van het water en het stroomnet. Binnen no time hadden mijn meer ervaren krakers-vrienden alles geïnstalleerd: een elektrisch verwarmde douche, een wasmachine, koelkasten, kookmogelijkheden. Kortom; alles wat we nodig hadden en zelfs wat meer. Omdat ik geen huur betaalde en dus geen fulltime baan nodig had om in een dure stad rond te komen, had ik veel tijd om onbetaald campagne werk te doen. De meeste mensen die daaraan meededen moesten overdag bovendien gewoon werken. Veel deelnemers hebben overigens wel een baan die iets met de thematiek te maken heeft. Er waren ook opvallend veel theatermakers. Ik was rond deze tijd net afgestudeerd: het was voor mij dé manier om in Londen te blijven. Zo had ik voldoende tijd voor vrijwilligerswerk, anders was dat niet mogelijk geweest. In London verdiende ik wat bij als Engels lerares. Om de kosten laag te houden aten we bijvoorbeeld veel eten dat anders weggegooid zou worden. Dat haalden we op bij de New Covent Garden Market, een fruit- en groentemarkt. We fietsten daar heen met grote rugzakken en kwamen terug met bergen eten. Ik probeerde mijn algemene levenskosten zo laag mogelijk te houden. Ik had niet genoeg kunnen bijdragen aan de gemeenschap als ik een fulltime baan had, wat dus in andere omstandigheden wel noodzakelijk zou zijn geweest. Het vergde extra inspanning om die mogelijkheidsvoorwaarden te scheppen. Veel krakers zijn constant bezig met verhuizen, nieuwe plekken zoeken, water en elektriciteit regelen. Wij hadden erg veel geluk, het was een beetje kraken ‘light’. Ik zou het zo nog eens doen als ik weer terug naar Londen zou gaan. Het is bijna een protest op zichzelf; overleven in Londen.”