Bart Lunenburg

Wakers op de drempel – over bezit en bescherming in historische landelijke architectuur

Essay
16 november 2023

Kunstenaar Bart Lunenburg is geïnteresseerd in architectuurgeschiedenis en heeft een voorliefde voor (middeleeuwse) houtbouw. Wat begon als een ode aan het leven van zijn grootouders, leidde tot een doorlopend onderzoek naar vergeten folklore, beschermende symbolen en machtsverhoudingen binnen de landelijke architectuur van Oost-Nederland, die verschillende nieuwe kunstinstallaties heeft opgeleverd.

Het raster in de molenwieken steekt af tegen de lucht van een heldere, kille januari-ochtend. Statig passeert de colonne aan auto’s de molen. Ondanks de aanhoudende wind zijn de wieken stilgezet. De wieken staan iets tegen de klok in gedraaid en wijzen in de richting van het huis van mijn overleden grootmoeder. We rijden verder, naar de tweede molen op de route, waar tevens haar geboortehuis staat. Ook deze molen staat windstil, op vijf minuten voor twaalf. In het gedruis van het dagelijks leven zou de stand van de molen me waarschijnlijk niet zijn opgevallen. Deze twee stille bakens die uittorenen boven de huizen van dit Oost-Nederlandse stadje, getuigen van een eeuwenoude symbolische molentaal. Er bestaan wiekenstanden voor geboorte, huwelijk, overlijden, rouw en voor noodoproepen. Bij een geboorte staan de wieken op vijf over twaalf: het begin van een nieuwe cyclus. Bij de rouwstand staan ze gespiegeld op vijf vóór twaalf: het einde van de cyclus. De cirkel is bijna compleet, een teken van een voltooid leven.

Aan het begin van dit jaar leerde ik dat geboorte en dood dicht tegen elkaar aan liggen, als keerzijden van dezelfde munt. Molens zijn net klokken; bakens in het landschap die niet de chronologische maar een emotionele tijd weergeven. Een architectonisch uurwerk dat de grote gebeurtenissen van het leven markeert.

Nog geen drie weken later rijden we weer in colonne. We leggen exact dezelfde route af naar het uitvaartcentrum langs deze op een na oudste molen van Nederland, dit keer voor mijn grootvader. Hij was een man die zich eveneens sterk verbonden voelde met deze molen als lokaal architectonisch icoon en zich identificeerde met de geschiedenis van zijn regio. Zo herinner ik me nog goed hoe ik, op zonnige dagen met veel wind, samen met hem uren gefascineerd kon kijken naar hoe de slagschaduw van de wieken van de nabijgelegen molen elke paar seconden als een zweepslag een ronde maakte door het huis. Dit schaduw-pendulum leek het verstrijken van de tijd te markeren voor deze twee mensen in de laatste jaren van hun leven.

Mijn grootvader wijdde een groot deel van zijn vrije tijd aan vrijwilligerswerk voor de cultuurhistorische vereniging in Zevenaar. Naast amateurhistorisch onderzoek hield hij zich bezig met het vastleggen van het lokale dialect, met de kenmerkende ä, ö en ü van de WALD-spelling, in een woordenboek om het daarmee tegen vergetelheid te beschermen. Zijn leven stond in het teken van achterom kijken, vanwege zijn sterk nostalgische blik op de lokale architectuur en het landschap, en zijn in de Tweede Wereldoorlog verankerde trauma’s. Deze interesse voor de geschiedenis stopte bij de grenzen van zijn eigen regio.

Als kunstenaar met interesse in architectuurgeschiedenis en een voorliefde voor (middeleeuwse) houtbouw, raakte ik gefascineerd in symbolische gebruiken verbonden aan deze specifieke molens en aan de landelijke architectuur van Oost-Nederland. In eerste instantie als ode aan het leven van mijn grootouders, maar de belangstelling waaierde vervolgens uit tot een doorlopend onderzoek naar vergeten folklore, beschermende symbolen en machtsverhoudingen binnen de landelijke architectuur van Oost-Nederland. Op basis van dit onderzoek heb ik verschillende nieuwe kunstinstallaties gemaakt die ik toon in de tentoonstelling Hoeders van het Land in Kunstenlab.

 

Bart Lunenburg – installatieoverzicht Hoeders van het land, Kunstenlab.

Het onderzoek leidde mij dieper de Achterhoek in, naar het gebied waar de andere helft van mijn familie grotendeels vandaan komt, en naar Twente, Salland en naar gebieden over de Duitse grens. En hoewel ik van mijn grootouders heb geleerd dat iedere stad, dorp en regio diens eigen subdialecten, geschiedenissen, verhalen en gebruiken heeft; richt ik mij in dit onderzoek op de bredere context van verborgen geschiedenissen in de landelijke architectuur van dit grotere Nedersaksische cultuurgebied.

In dit gebied maakte het geloof in kwade machten en (huis)geesten tot in de loop van de vorige eeuw nog deel uit van het collectief geheugen. Tevens zijn dit de regio’s in Nederland waar de bevolking grotendeels was georganiseerd in noaberschappen, en regio’s waarbinnen de lokale adel tot ver in de negentiende eeuw hun horigen en lijfeigenen beschermde én onderdrukte. Zo leerde ik later dat de molens die een grote rol speelden in het leven van mijn grootouders vroeger dienst deden als banmolen: een molen in bezit van de adel, waar de lokale boeren verplicht hun granen moesten laten malen en een significant deel van de oogst moesten afstaan aan de hogere maatschappelijke rangen.

In mijn onderzoek richt ik mij op de historische verhalen die verbonden zijn aan de architectuur die dit cultuurlandschap rijk is, met daarin een kritische kanttekening bij deze symbolen in een hedendaagse context. Ik vraag me bijvoorbeeld af hoe de feodale machten eeuwenlang het landschap en hun inwoners hebben beïnvloed. Welke spirituele, bijgelovige symbolen en tekens van deze feodale machten schuilen er nog in de muren en daken van historische boerderijen? Wat vertellen deze symbolen ons, en nog belangrijker, wat laten ze heel van ons gekleurde perspectief op de geschiedenis?

Dit essay speelt zich af rondom de ramen en deuren, op de drempels en onder de daken van Nedersaksische architectuur. Ik neem je graag mee in mijn onderzoek aan de hand van drie thema’s die ik hieruit heb gedestilleerd – bijgeloof, macht en bescherming en de nieuwe kunstwerken die ik vanuit deze thema’s heb gemaakt.

Bart Lunenburg, Kap (2023).

Opstijgende rook en dolende zielen

Vanuit de eeuwenoude symboliek rondom de molenwieken verdiepte ik me in de vele andere rouwrituelen verbonden aan landelijke architectuur in Oost-Nederland. Zo kennen bepaalde oude boerderijen een zogenaamde liekdeur die alleen gebruikt werd om de kist van de overledene het huis uit te dragen. Ook lagen er in historische boerderijen, op een balk in de dakconstructie, de planken voor de toekomstige doodskist van de bewoners: de liekspier. Een boer kon er eer aan ontlenen wanneer deze planken afkomstig waren van bomen van het eigen erf.

Dit soort voorbeelden laat een verstrengeling zien tussen het menselijk lichaam en een architectonisch lichaam, tussen persoonlijke levens en het omliggende landschap. Het getuigt van de alomtegenwoordigheid van het levenseinde. De dood werd niet ver weggestopt op afgeschermde begraafplaatsen maar sluimerde tussen de dakspanten en in deuren die op gewone dagen niet open gingen. Vroegere boeren plantten de bomen voor hun eigen grafkist en voor die van volgende generaties.

Vaak bleven families generaties lang verbonden aan eenzelfde huis, en daarmee aan het omliggende landschap en een klein en hecht noaberschap; een sociaal vangnet van directe naaste buren. Zo zou de beeltenis van de dood die ineens op de drempel staat, afgeleid kunnen zijn van de aanspreker, een opgeroepen hulpkracht uit de buurtschap die na het overlijden van een inwoner het dorp rondging om het slechte nieuws te verkondigen.

De Aanspreker bij een boerderij waarbij een van de luiken tegen de muur is geplaatst (jaartal onbekend).

In veel culturen worden na een overlijden spiegels en spiegelende oppervlakken in het huis van de overledene afgedekt, evenals foto’s, schilderijen en vensters. Dat vond ook in Oost-Nederland plaats. Doorgaans werden alle luiken gesloten behalve die van de kamer waar de overledene opgebaard lag. Daarnaast werd vaak van het huis van de overledene, en van de naaste familie, een van de luiken uit het hengsel gelicht en tegen de muur van de woning geplaatst. Men kon zo laten zien in staat van rouw te verkeren en de architectuur werd op deze manier een rouwende entiteit.

In sommige streken in Oost-Nederland werd de kist onder het rookgat in het dak geplaatst zodat de ziel door de balken van de dakconstructie kon opstijgen en zo het huis kon verlaten. Het dak speelt een belangrijke rol in de spirituele beleving van de historische plattelandsbewoner. Zo is het niet alleen een vertrekplaats voor de ziel van de overledene, de ruimte onder de dakspanten werd ook regelmatig toebedeeld aan de huisgeest. Er waren delen onder het dak waar bewoners nooit kwamen, zowel uit respect als uit angst voor deze geest.

Los hoes gebouwd omstreeks 1783, fotograaf onbekend.
Interieur van een los hoes gebouwd rond 1700, Beuningen (Overijssel), 1919. In 1920 overgeplaatst naar het Openluchtmuseum, Arnhem. Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad/Het Leven. Fotograaf onbekend.

In het lös hoes (open huis), een type hallenhuisboerderij zonder ramen dat voorkwam tussen 1100 en 1900, leefde een boerengezin samen met alle bezittingen en dieren rondom de haard, het hart van het huis. Deze boerderijen kenden doorgaans geen muuropeningen zoals ramen waardoor de steeds verder opbouwende rook alleen via de kieren en ontluchtingsgaten het huis kon verlaten. Deze gaten waren niet bedoeld om licht binnen te laten, maar om de rook en de ziel te laten ontsnappen.
Deze glasloze vensters vormden de primitieve ogen van het huis. De etymologische betekenis vinden we terug in het Noorse vindauga wat windogen betekent en het leenwoord vormde voor het Engelse window. Deze poëtische herkomst van het venster vormde dan ook de basis voor mijn werk An Eye for the Wind (2023) een fotografisch werk waarin rook uit een zandlopervormig zwart gat opstijgt en uit het binnenste van de lijst lijkt te ontsnappen.

Bart Lunenburg, An Eye for the Wind (2023).

Het continue opgestookte vuur in het hart van de boerderij zorgde voor roodomrande ogen en allerlei luchtwegaandoeningen bij de bewoners. Maar op de balken van het dak had de rook juist een conserverende werking. Houtwormen werden uit het hout gerookt en konden zo geen vat krijgen op het huis. Onder het dak werden ook vlees, stro en andere etenswaren opgeslagen om deze te drogen, roken en conserveren. Ondanks deze conserverende werking van de rook zijn vele van deze lösse huzen in de loop van de vorige eeuw afgebroken.

Men wist dat ventilatie noodzakelijk was, maar men was ook doodsbang voor externe kwaden die op hun beurt via het raam konden binnendringen. Daarom werden er vaak beschermende tekens, ontleend aan Germaanse symbolen, uit de gevel gezaagd. Een opvallend detail is dat de kenmerkende Oost-Nederlandse onheilafwerende geveltekens in verschillende lokale dialecten geesten worden genoemd.

De gevlochten constructies van deze boerderijen zit vol met bezweringen, rituelen en symbolen die bewoners moesten beschermen tegen storm en blikseminslag, ziekte, oorlog, witte wieven en andere geestverschijningen, waarover ik later in Onheil en onweer meer zal toelichten. Het lös hoes was in feite niet meer dan een mand van houten spanten, gevuld met gevlochten twijgen van stro, riet en wilgentakken, aangesmeerd met leem, haren en dierlijke restanten. In de installatie Donder (2023) breng ik verschillende historische houtbouwtechnieken van landelijke vakwerkbouw met het daarbij behorende vitswerk (de gevlochten invulling van het vakwerk) samen met zowel decoratieve als huisbeschermende symbolen. De grafische patronen verwijzen naar symbolen zoals de donderbezem, levensboom en windveren, die we terugvinden in geveltekens op daken en als ingemetselde verbanden in bakstenen muren.

Donder (2023) is een vertaling van de membraan-achtige kwaliteit van deze architectuur en een verbeelding van wat zich tussen deze ademende muren begeeft. In de installatie krijgen de beschermende symbolen een monumentale aanwezigheid en zijn tegelijkertijd half-verborgen en transparant; verweven en verzonken in houten constructies. De bezoeker kijkt in de installatie door de rechte lijnen van de oude Germaanse runen en door de houten spanten van dak- en muurconstructies heen; gissend naar welke geesten er zich aan de andere kant van het oppervlak bevinden.

Bart Lunenburg, Studie voor Donder (2023).

Wat ik eveneens leerde van deze historische boerderijbouw en hun bijgelovige timmerlieden en metselaars is dat een huis nooit mag worden afgemaakt. Voegwerk in de muren wordt vaak bewust op bepaalde plekken opgelaten, soms ontbreekt er hier en daar een baksteen in het metselwerk. Perfectie in de architectuur, ervan uitgaande dat je dat al zou kunnen bereiken, brengt de bewoners enkel tegenspoed en ongelukken. Imperfectie liet de goden zien dat je je nederig opstelt. In het open houden, weglaten en niet-afmaken zit voor mij een sculpturaal denken waar ik erg veel verwantschap mee voel. Het maakt een gebouw of een sculptuur toegankelijker, laat de menselijke hand zien en biedt ruimte voor eigen interpretatie en invulling.

Ontbrekende baksteen in metselwerk Erve Woolderink bij Wierden, Overijssel. Foto: Bart Lunenburg.

De piketpaaltjes van de macht

In grote delen van Oost-Nederland staan op oorspronkelijke, adellijke domeinen grote, abstracte geschilderde kleurvlakken op de luiken van boerderijen, huizen en andere landelijke bouwwerken. Deze kleurvlakken zijn ontleend aan de heraldische familiewapens en bestonden uit variaties op onder andere schuinkruizen (twee kruisende diagonalen binnen een rechthoek) en kepermotieven (diagonale balken). Deze piketpaaltjes van de feodale macht vormden zowel markeringen van adellijke grond, als van de daarop gesitueerde architectuur en haar bewoners.

In het systeem van hofhorigheid en lijfeigenschap is het lichaam net zoveel bezit van de adel of het bisdom als de grond, de balken van het huis, de inventaris, de veestapel en de werktuigen. Een systeem dat in delen van Twente en de Achterhoek nog tot en met de negentiende eeuw heeft voortgeduurd terwijl horigheid in de rest van Nederland al aan het einde van de middeleeuwen werd afgeschaft. Door de geschilderde kleurvlakken op de luiken werd men constant aan dit gegeven herinnerd. Net zoals bij een banier of een oormerk van een schaap kon men aan de hand van een vensterluik precies afleiden wat van wie was, en wie daarbij hoorde.

Horigen ploegen en eggen het land in het kalenderblad van de maand oktober door de Nijmeegse gebroeders Van Lymborch 1412-1416 in Les Très Riches heures du duc de Berry, Musée Conde Chantilly.

Kleurpigmenten en verf zijn historisch gezien voorbehouden aan de vermogenden: de kerk en de adel. Het is voor ons lastig voor te stellen wat voor visuele impact een rood-oranje schuinkruis, of een blauwwitte keper gehad moet hebben op bewoners en rondtrekkende reizigers. Deze straffe, kleurrijke geometrie maakte dat een boerderij van veraf tussen de bomenrijen van het coulisselandschap al haarfijn te onderscheiden was. Een reiziger kon precies weten wiens land degene passeerde of doorkruiste. Rood, oranje, blauw en geel staken scherp af tegen het grijs, bruin en groen van het landschap. Ze vormden zowel een markering van hebzucht als een baken van bescherming voor deze gebouwen en hofhorigen.

Door machtswisselingen, huwelijken, oorlog, successie en verkoop kon het eigendom van een hofhorige boerderij nogal eens veranderen waarna de luiken van de huizen werden overschilderd. De solide lijkende en op heraldische schilden gebaseerde oogkleppen van het huis waren niet zo vaststaand, maar onderhevig aan verschuivingen van de macht.
Het is vandaag de dag lastig de vensterluiken van deze historische boerderijen los te zien van hun romantische connotaties. De kleurschema’s en composities van deze luiken worden veelvuldig gebruikt als versiering van een landelijke woning, zo ook regelmatig bij nieuwbouwwoningen. In een hedendaagse context hebben deze luiken een weliswaar abstracte decoratieve waarde, maar kunnen ze vaak niet meer worden gelezen vanuit hun oorspronkelijke onderdrukkende betekenis: die van markering, bescherming en onderdrukking door de machthebbers.

Interessant hierbij te noemen, is hoe dicht schild en schilderen tegen elkaar aan liggen. Het zijn de luiken die de mens duidelijk moesten maken wie er de dienst in een bepaald gebied uitmaakte. Een vensterluik kan net als een wapen zowel een agressieve als beschermende uitstraling hebben. Een hofhorige boer kende een verstrengeld, gebonden, maar ook veilig en zeker bestaan achter het schild van de leenheer. Achter de linies van de adel kon men schuilen voor oorlog en geweld, terwijl het schild tegelijkertijd net zo goed repressief, onderdrukkend en uitbuitend werkte. Men werd geboren en stierf in dienst van de adel. Toch werden deze georganiseerde hofhorige buurtschappen gezien als sociaal hechte noaberschappen. Zo bestaat er de theorie dat saamhorigheid afgeleid is van samen horig zijn.

Heraldische kleuren op de duiventil van landgoed De Gelder bij Wijhe (Overijssel) in de kleuren van familie De Vos van Steenwijk. Fotograaf onbekend.

Het markeren van architectuur en bezit speelde zich daarnaast ook op een meer familiair niveau af. Boeren, ambachtslieden en burgers kenden in een bepaald opzicht een vergelijkbaar systeem. Zo konden analfabete boeren door middel van een huismerk of handmerk een niet-adellijk maar wel erfelijk overdraagbaar familiewapen voeren. Met een mes of guts werden eigendommen gemarkeerd door met rechte lijnen symbolen in hout te kerven. We vinden deze huismerken vaak terug in houten gereedschappen, op deurposten en op graven, en geborduurd op kleding. In Overijssel zijn er graven van overledenen die waarschijnlijk bij een hofhorige hoeve hoorden en van een huismerk werden voorzien. De oudste zoon die de boerderij overnam, verwierf het huismerk en verkreeg daarmee ook het recht om in dit graf begraven te worden.

Kleurpigmenten vervagen en houtwerk slijt door de elementen en het weer. Onder de verflagen van een luik sluimeren wellicht nog andere lagen verf van vorige families en eigenaren. Rood springt zo naar oranje, naar groen en weer terug. De kleurcomposities in de serie wandsculpturen Warding Window (2023) die in de tentoonstelling Hoeders van het land te zien is, is als een abstract en inwisselbaar ruitjespapier waarbij de typologie van de luiken wordt gedeconstrueerd en geopend voor nieuwe betekenissen.

De houten ingelegde reliëfs zijn de abstracte heraldische kleurvlakken, in stukken gezaagd en vervolgens opnieuw aan elkaar bevestigd en gerangschikt in nieuwe ritmische composities. Eenzelfde soort methodiek als bij het maken van een quilt of een patchwork. De reliëfs zijn haaks op de muur geïnstalleerd waardoor zowel de voor- als de achterkant van het werk zichtbaar geworden is. Hiermee ontstaat een speculatief veld dat nieuwe vormen van bezit impliceert, een verbeelding van de betrekkelijkheid van macht waarin vensters en luiken constant getuige zijn van een strijd om bezit.

Het bevragen en onderzoeken van dit systeem door mij als kunstenaar heeft iets weg van usurpatie, het proces waarbij een wapen van een andere familie wordt gekopieerd en (onrechtmatig) wordt toegeëigend. Ook kunnen de geometrisch verspringende vlakken geassocieerd worden met de ruilverkaveling, het proces waarbij in de twintigste eeuw Nederlandse boeren, al dan niet gedwongen, hun land met elkaar ruilden om zo steeds verder op te schalen. Op oude kadastrale kaarten kun je de verschuiving en opschaling zien naar grotere, geometrische verkavelde vlakken die de weg plaveiden voor de industrialisatie van het boerenvak.

Bart Lunenburg, WARDING WINDOW (2023)

Onheil en onweer 

Midden op de rechtopstaande balk in de deurpost van de voormalige hofhorige boerderij Erve Wolderink bij Wierden staat een ingekerfd schuinkruis. Het abstracte, geometrische patroon is geschilderd in verspringend wit en groen. Dit teken in de stiepel, de middenbalk van de grote openslaande deuren van dit type boerderij, vormt het onheilafwerende zegel van de woning. Het doet denken aan de geschilderde schuinkruizen op landgoedluiken, maar is in feite veel ouder. Dit teken slaat terug op de pre-christelijke Germaanse Gebo rune in de vorm van een X. Veel van dit soort boerderijen worden al generaties lang door dezelfde familie bewoond en zijn een bewaarplaats voor bijgeloof en folkloristische verhalen.

Stiepel in de deurpost van Erve Woolderink, Gemeente Wierden, Overijssel. Foto: Bart Lunenburg.

De stiepel is een bouwkundig element gehuld in mythe en bijgeloof. Eeuwenlang zijn er onheilafwerende eigenschappen aan deze houten palen toegedicht. Blauw dämpken is een manifestatie van de pest die veel voorkomt in Twentse volksverhalen. Deze pest probeerde via kieren, deuren en ramen het huis binnen te dringen om vervolgens de bewoners te besmetten. De aanhoudende pestepidemieën op het platteland zouden zijn uitgeroeid doordat een boer deze ziekmakende blauwe wolk met z’n stiepel wist in klemmen in het gat in de deurpost. In een andere sage ontsnapt een boerenknecht tijdens zijn vlucht ternauwernood voor de witte wieven terug het huis in. Toen deze geestvrouwen hem een speer nawierpen werd deze precies door het midden van de stiepel gepareerd. Het ingekerfde stiepelteken herinnert aan deze ontsnapping. De bewoners van het Overijsselse Ootmarsum vlöggelen ieder jaar met Pasen hand-in-hand langs de stiepels van het dorp, voorgegaan door psalmen zingende poaskearls. Dit van oorsprong heidense, gebruik luidt het begin van de lente in en verdrijft kwade geesten uit het dorp. Het inmiddels katholieke ritueel wordt nog steeds opgevoerd en laat zien hoe dit soort beschermende gebruiken inherent deel zijn van de plattelandsarchitectuur.

De poaskearls vlöggeln rondom de stiepel van de schuur van Polman aan het Kerkplein (jaartal onbekend, vlak na Tweede Wereldoorlog).

Het is intrigerend om te bedenken hoe dit soort rituelen en symbolen het huis en dierbaren poogden te beschermen tegen ziekte, dood en tegenspoed. In tijden van pest en oorlog moeten deze tekens hoopvolle, en vaak vergeefse, bakens zijn geweest die als hoeders de in- en uitgangen van het huis beschermden.

Toch vraag ik me af wie het stiepelteken precies beschermt tegen wie? Wat betekent het om deze symbolen, zoals vaak door trotse regionalisten wordt gedaan, in de hedendaagse context te verheerlijken? Van deze X-tekens op de stiepel gaat ook een zekere vijandigheid uit, een wantrouwen naar de buitenwereld en onwelkome houding naar buitenstaanders. De X-vormen van de maalkruizen die de deurposten verzegelen doen me ergens denken aan xeno, het Latijnse woord voor vreemde (xénos betekent vreemdeling). Zijn deze abstracte, geometrische hoeders naast beschermers van het huis niet ook symbolen van uitsluiting en xenofobie? Aan een bouwkundig element als de stiepel wordt een regionale identiteit opgehangen, mede vanwege de fascinerende ontstaansgeschiedenis en de verscheidenheid aan stiepeltekens, maar er wordt ook gretig gebruik van gemaakt voor de vorming van een symbolisch wij en ons waarmee automatisch ook de ander ofwel buitenstaander wordt aangewezen.

Johan August Mälmstrom, Älvalek (1866), representatie van geestvrouwen door romantische schilder Mälmstrom, die in het Zweeds Älva (feeën, elven) worden genoemd en zeer verwant zijn aan de Nedersaksische witte wieven.

Wanneer er een buiten wordt aangewezen waartegen huis en haard beschermd moeten worden, wat wordt er dan uitgesloten? Het geloof in witte wieven die in heksenkuilen zouden wonen en het leven van boeren teisterden hangt samen met de eeuwenlange vervolging van heksen en daarmee de onderdrukking van zelfstandige vrouwen. In het buitenhouden van externe kwaden gaat naast een zekere xenofobie ook misogynie uit.

In mijn onderzoek naar stiepeltekens stuitte ik op antisemitische passages in de liederen die jarenlang tijdens het vlöggelen zijn gezongen. Passages die pas sinds dit jaar door de Ootmarsumse zangers uit de teksten zijn verwijderd. Ook kwam ik nieuwsberichten tegen van gewelddadige protesten en provocaties bij een leegstaand hotel in het nabijgelegen Albergen rondom de komst in dat hotel van driehonderd statushouders, voor oorlog gevluchte gezinnen die op zoek zijn naar bescherming en onderdak. Ik worstel met de betekenis van die informatie. Ik vraag me af of er een verband bestaat tussen het vieren en verheerlijken van deze oude symbolen als stiepeltekens in deze gemeenten en de xenofobische uitingen die er tevens plaatsvinden? Is de stiepel hiermee een politiek teken geworden, of vertonen stiepels en bepaalde dorpsbewoners een toevallige gelijkenis?

Mijn nieuwe installatie Doorkeeper (2023) bestaat uit meerdere beschilderde houten palen die verspreid door de tentoonstellingsruimte staan opgesteld. Op deze palen staan de eerder genoemde onheilafwerende symbolen afgebeeld die, in tegenstelling tot de traditionele stiepel, niet op één zijde afgebeeld staan maar over zijden uitwaaieren. De tekens markeren de overgang van binnen naar buiten, maar maken die overgang tegelijkertijd ambigu en diffuus. De stiepelsculpturen maken van de tentoonstellingsruimte zowel een publieke ruimte als een private ruimte waar de bezoeker zich doorheen beweegt. Ze vormen als ontheemde bouwelementen een verwijzing naar de vele afgebroken historische boerderijen in de twintigste eeuw, en stellen vragen bij zowel de beschermende als uitsluitende functie. Wie beschermt het stiepelteken precies tegen wie?

Als we naar het platteland kijken is het lastig om een romantiserende lens te vermijden. De blik op het platteland, en op de geschiedenis in het algemeen, is altijd gekleurd. Deze kan onschuldig lijken zoals het decoreren van een buitenhuis met beschilderde luiken, of boerderij-achtige elementen toevoegen aan een moderne vakantiewoning. Maar hoe onschuldig is een architectonisch element? Wat vertelt een raamluik of een deurpost over onze blik op het verleden en daarmee over ons eigen beperkte perspectief?

Bepaalde politieke partijen op de rechtervleugel menen het alleenrecht te hebben op de manier waarop het landelijk gebied, en haar cultuur en symbolen gelezen dienen te worden. Begrippen als oorspronkelijkheid moeten daarom met de nodige voorzichtigheid en argwaan worden bekeken. Zo is het algemeen bekend dat de nationaalsocialisten aan de haal gingen met aan het landschap verbonden Germaanse symbolen. De originele betekenis van symbolen als de levensboom, het zonnewiel en de donderbezem zullen we nooit geheel achterhalen. Dat maakt het makkelijker om met het verleden aan de haal te gaan en dit in te zetten voor de eigen politieke agenda. Geschiedenis is geen vastomlijnd gegeven, maar onthult vaak meer over degene die het verhaal vertelt.

Peter Nicolai Arbo, Åsgårdsreien (1872). Dramatische verbeelding van De Wilde Jacht: een vooraankondiging van naderend onweer in Germaanse en Scandinavische mythologie. Hier voorgeleid door een gewelddadige groep Noorse goden als Odin en Thor, die in Nedersaksische culturen bekend staan als Wodan en Donar.

Met het grotendeels verdwijnen van deze symbolen uit het landschap, deze getuigenissen van respect en ontzag voor de natuur, is er ook iets verloren gegaan. De gestileerde paardenhoofden, donderbezems, levensbomen en windveren hingen samen met een ondergeschikte, maar respectvolle houding ten opzichte van de elementen en de natuur. Ik vraag me af wat we kwijtgeraakt zijn in het enkel nog kunnen lezen van deze symbolen als decoratieve functie of onder het valse mom van oorspronkelijkheid en het claimen van deze symbolen voor het smeden van een regionale identiteit. Zijn deze eeuwenoude symbolen af te stoffen en kunnen ze ontdaan worden van hun extreemrechtse toe-eigeningen?

Welke donderbezems en windveren, levensbomen en zonnewielen, huislook en paardenschedels gaan ons beschermen tegen steeds extremere onweersbuien, droogte, hitte en overstromingen? Nu praten over het weer geen onschuldig gespreksonderwerp meer is, zullen we opnieuw behoedende symbolen nodig hebben die onze huizen beschermen tegen onheil, echter zonder deze af te sluiten voor diegenen die toevlucht en bescherming zoeken. Ik denk dat de angst, het ontzag en respect van de historische boer voor de elementen ons veel kan leren over de klimaatcatastrofe die op onze drempels staat, en over onze verstoorde verhouding tot de natuur en het landschap.

Wellicht moet het onheilafwerende teken op de stiepel niet naar de buitenwereld maar naar de binnenruimte worden gekeerd. In feite zijn we het onheil zelf, en is de bescherming die we nodig gaan hebben tegen klimaatverandering, de bescherming voor een totale ontregeling die we zelf in gang hebben gezet.

De groepstentoonstelling Hoeders van het Land is te zien bij Kunstenlab tot en met 7 januari 2024. Klik hier voor meer informatie.

Advertenties

Ook adverteren op mistermotley.nl ? Stuur dan een mail naar advertenties@mistermotley.nl

#mc_embed_signup{ font:14px Riposte, sans-serif; font-weight: 200; } #mc_embed_signup h2 { font-size: 3.6rem; font-weight: 500 } #mc_embed_signup .button { border-radius: 15px; background: #000;} #mc_embed_signup /* Add your own Mailchimp form style overrides in your site stylesheet or in this style block. We recommend moving this block and the preceding CSS link to the HEAD of your HTML file. */

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

* verplicht
Email formaat
(function($) {window.fnames = new Array(); window.ftypes = new Array();fnames[0]='EMAIL';ftypes[0]='email';fnames[1]='FNAME';ftypes[1]='text';fnames[2]='LNAME';ftypes[2]='text'; /* * Translated default messages for the $ validation plugin. * Locale: NL */ $.extend($.validator.messages, { required: "Dit is een verplicht veld.", remote: "Controleer dit veld.", email: "Vul hier een geldig e-mailadres in.", url: "Vul hier een geldige URL in.", date: "Vul hier een geldige datum in.", dateISO: "Vul hier een geldige datum in (ISO-formaat).", number: "Vul hier een geldig getal in.", digits: "Vul hier alleen getallen in.", creditcard: "Vul hier een geldig creditcardnummer in.", equalTo: "Vul hier dezelfde waarde in.", accept: "Vul hier een waarde in met een geldige extensie.", maxlength: $.validator.format("Vul hier maximaal {0} tekens in."), minlength: $.validator.format("Vul hier minimaal {0} tekens in."), rangelength: $.validator.format("Vul hier een waarde in van minimaal {0} en maximaal {1} tekens."), range: $.validator.format("Vul hier een waarde in van minimaal {0} en maximaal {1}."), max: $.validator.format("Vul hier een waarde in kleiner dan of gelijk aan {0}."), min: $.validator.format("Vul hier een waarde in groter dan of gelijk aan {0}.") });}(jQuery));var $mcj = jQuery.noConflict(true);

Meer Mister Motley?

Draag bij aan onze toekomstige verhalen en laat ons hedendaags kunst van haar sokkel stoten

Nu niet, maar wellicht later