Jam van der Aa

Land zonder grenzen: Cicaden zingen in hun eigen taal[1]

Essay
18 november 2025

Jam van der Aa reflecteert op haar reeks artikelen die ze voor Land zonder grenzen schreef: ‘Wat als ik na alle gesprekken die ik met mensen heb gevoerd, alle dingen die ik erover heb gelezen het afgelopen jaar kan concluderen dat het vastleggen en overbrengen van verhalen in wezen een neurodivergente methode is?’ Cidaden zingen hun eigen taal is Jam’s slotessay in haar serie teksten over neurodivergentie en de kunstwereld. Ze verbindt onze notie van normatieve taal aan de mate van inleven. ‘Als ik heel erg eerlijk ben, verlang ik naar een gezamenlijke taal die voor ons allemaal even nieuw is.’

Mijn moeder vertelt dat zij, als ik vroeger thuiskwam uit school, aan me kon horen met wie ik had opgetrokken. Was dat met Rivke, dan bleef mijn g zacht en ik bedremmeld. Had ik met Vivianne of met Sascha gespeeld, dan kwam ik thuis als een Gooise prinses.

Op de universiteit in Nijmegen studeerde ik samen met een eeneiige tweeling, Nederlandse meiden die in België opgroeiden vanwege het werk van papá. Onder elkaar en aan de telefoon met Belgische vriendinnen spraken zij Vlaams. Tegen mij en hun ouders spraken ze Nederlands. In de studententijd gingen wij vaak samen naar Duitsland, maakten er vrienden, leerden er de taal. Auf Deutsch fühlte ich mich wie jemand anderes, furchtlos. Wie neu.

In het voorjaar kreeg ik een uitnodiging voor een schrijfkamp in België. Was het dit land, was het dit kamp, dat me dieper deed nadenken over de vraag of meertaligheid een passende metafoor kan zijn voor de autistische ervaring? Waarschijnlijk klikte er wel iets, maar wat en hoeveel er vanbinnen gebeurt is niet altijd uit te leggen via de gebruikelijke manier van een lineaire verhaalstructuur. Begripsvorming verloopt via allerlei vertakkingen. Het verkent, het is continu op zoek naar andere routes en het checkt mogelijkheden. Het weidt uit. En plotseling is er dan de aandrang, om allee, tot een punt te komen.

In deze serie interviewde ik Odette van Heesbeen over neurodivergentie en kunstenaarschap. Als maker richt zij zich op het meer-dan-menselijke. Ik vroeg Van Heesbeen hoe zij dacht over de hypothese dat autistische mensen in feite meertalig zijn. Ze zei: ‘Omdat mijn diagnose op latere leeftijd kwam, heb ik me aangepast. Het woord ‘maskeren’ dat daarvoor gebruikt wordt is een goede metafoor, omdat je ook werkelijk een andere rol speelt, omdat je soms een andere stem, pose en uiterlijk kan of moet aannemen om erbij te horen. Om gehoord te worden. Ik heb me altijd gevoeld alsof ik in twee werelden beweeg, maar heb het nooit eerder vergeleken met meertaligheid. Ik denk dat het een interessante metafoor is.’

Het zou me tijdens dat weekend in België opvallend vaak overkomen, zo’n reactie. Uit mijn mond klonk niet het verwachte Vlaams, wat zorgde voor een korte erreur waarna de toehoorder anders luisterde en zelfs overging op Engels. We verstonden elkaar niet in onze eigen taal.

Het idee dat autisme als een vorm van meertaligheid kan worden opgevat benadrukt niet alleen moeilijkheden en verschillen in de communicatie tussen autistische en allistische mensen. Meertaligheid kan de rijkdom van zulke verschillen blootleggen, en wordt onder andere geassocieerd met vaardigheden als flexibiliteit en creativiteit. De in Genève gepromoveerde linguïste Stephanie Durrleman (meertalig opgevoed) onderzoekt of een meertalige opvoeding autistische kinderen helpt om zich beter uit te drukken, zich beter in anderen in te leven, en dat blijkt zo te zijn. De ervaring dat je om met andere mensen te communiceren naar een ander register moet switchen, raakt daardoor ook op niet-talige gebieden vlugger gegeneraliseerd. En ik stel me voor dat dit niet alleen voor autistische kinderen geldt, maar voor iedereen die een andere taal leert. We zijn natuurlijk allemaal mensen, after all.

Toen ik arriveerde op het schrijfkamp deelde ik enthousiast mijn verwondering over de verschillen tussen Vlaams en Nederlands die ik onderweg was tegengekomen. Voor mij was dit geen smalltalk, taal is een van mijn intenste interesses, toch bekroop me het gevoel dat ik – theoretisch – ook over de hitte had kunnen beginnen, over de schitterende locatie. Toen gastspreker Joke van Leeuwen een gedicht voordroeg over de verschillen tussen het Vlaams en het Nederlands verdween mijn schaamte over mijn fascinatie subiet.

Hoe vaak ik als kind ook te horen heb gekregen dat ik degene met wie ik praat moet aankijken, ook na honderd keer dezelfde uitleg over wat mijn wegkijken voor allistische mensen impliceert, betekent het voor mij nog steeds alleen maar ongemak.

Wanneer ik een ervaring, die jij me juist hebt proberen uit te leggen, relateer aan iets wat ik zelf heb meegemaakt, laat ik het niet alweer over mezelf gaan. Ik doe mijn uiterste best om te checken of ik je begrijp. Ik kijk met jou mee, jij kijkt met mij mee. Je kunt er niet zonder meer van uitgaan dat de ander je wel zal begrijpen, noch dat de ander hetzelfde ervaart als jij. Het verschil tussen autistische en allistische mensen is niet onderhandelbaar. De overeenkomsten overigens evenmin.

 

Cicaden zingen in hun eigen taal omdat zij elkaar als soortgenoten dingen te vertellen hebben. Welk verhaal zij ook vertellen, meer dan mooi of irritant lawaai heeft het in onze menselijke belevingswereld veelal niet te betekenen.

Op een vakantie in Portugal trof ik een onverwachte bewoner aan in een oude kathedraal die ik, de toeristische bewegwijzeringen volgend, na een halfuur wandelen had bereikt. De man liet me enthousiast binnen in de bouwval en ging steeds luider praten terwijl hij wees naar de muur erachter waarop historische tegels een bijbels tafereel uitbeeldden, of misschien ook had hij het eigenlijk over zijn kippen. Je kunt zeggen dat hij niet begreep dat hij zijn taal en zijn context moest aanpassen, maar waarom kon ik zijn taal niet verstaan, zijn context niet gewoon begrijpen?

Een psychologische en sociologische theorie over het zogenoemde dubbele empathieprobleem, die na onderzoek door de autistische autismeonderzoeker Damian Milton is geformuleerd beschrijft in het kort: autistische mensen begrijpen elkaar onderling even goed als allistische mensen onderling. Problemen ontstaan pas wanneer je groepen mengt.

Cicaden zingen in hun eigen taal omdat zij elkaar als soortgenoten dingen te vertellen hebben. Welk verhaal zij ook vertellen, meer dan mooi of irritant lawaai heeft het in onze menselijke belevingswereld veelal niet te betekenen.

Ik ben meerdere talen min of meer eigen en soms kom ik in eerste instantie op een Engels of Duits woord. Meestal dekt zo’n uitdrukking beter de lading dan het semi-synoniem in mijn moedertaal. ‘Cosy’ en ‘gezellig’ beschrijven echt wat anders, zeker als je het gebruikt in relatie tot een sofa, of een sjaal. Incidenteel vraag ik me af hoe zo’n woord met veel zekerheid en accuratesse oppopt in mijn denkruimte. Het woord is er, zoals woorden er meestal ineens zijn.

Hoe meer talen je kent, over hoe meer nuances je beschikt om je uit te drukken, schrijft Lydia Davis, vertaler en schrijver van korte verhalen. Ik lees haar boek De schoonheid van weerbarstig proza. In het hoofdstuk Dertig aanbevelingen voor goede schrijfgewoonten schrijft ze: ‘Als je geen goede oefening kunt bedenken en je zit vast, probeer dan eens een ‘synoniemenverhaal’ te schrijven, waarin je alle bijna-synoniemen van een woord gebruikt. (…) Ik spreek overigens van ‘bijna-synoniem’ omdat ik tegenwoordig moeite heb met het woord ‘synoniem’. Een deel van de schoonheid van de taal is dat elk woord uiteindelijk net even anders is, of heel erg anders, wat betekenis, geschiedenis en associaties betreft.’

Een fragment uit het gedicht Een Nederbelg spreekt dat Van Leeuwen voordroeg tijdens het schrijfkamp: ‘wie voor jou een boontje heeft/ is op jou gesteld/ wie gevarenpremie krijgt/ beurt zijn bibbergeld’. Het woord ‘bibbergeld’ blijkt niet verzonnen, de Belgische collega’s van mijn schoonvader kregen die toelage werkelijk. Het gedicht is minder luchtig dan ik eerst dacht. Soms kan de Nederlander de Vlaming écht niet verstaan, ook al spreken ze allebei Nederlands. Binnen de Nederlandse taal heerst dus een soort meertaligheid, het verschil tussen Vlaams en Standaardnederlands is groter dan alleen een verschil in stijl.

Als redactielid bij een literair platform valt het me op dat er veel Vlaams van teksten van Belgische schrijvers wordt afgeschaafd.[2] Schaven we iets van iemands identiteit af als we anderen de dominante taal opdringen?

Om te illustreren wat leven in een vreemde taal met je kan doen, laat Lucia Berlin haar geëmigreerde hoofdpersonage in So Long zeggen: ‘Of course I have a self here, and a new family, new cats, new jokes. But I keep trying to remember who I was in English’.

Ik ben dol op draden ontwarren. Ik verlang naar gedemaskeerde taal, als naar het huis van een hamsteraar waar ik op expeditie mag, waar ik zelf schatten opduikel en rode draden span tussen belangrijke zaken.

In groep 3 oefenden we klassikaal om de oo zoals in het woord school in keurig Nederlands uit te spreken, onze Brabantse tongval was blijkbaar niet goed genoeg. Het wordt in Nederland ook meer gewaardeerd wanneer je de deken schrijft in plaats van het. Ik schreef eens over mijn eerste verzwaringsdeken en moest in de eindredactie veel overredingskracht gebruiken om onder het deken te kunnen blijven liggen. Ook al vond de eindredacteur het deken fout, ik was niet van plan mijn taalervaring in te leveren. Vrijwel iedere Vlaming die leest over iemand die onder de deken ligt, ziet net als ik, een personage dat onder een soort priester terecht is gekomen.

In België bestelde ik – mijn Nederlands wat zuidelijker aangezet – eten op een zonnig terras. Dat ging vlot, de serveuse knoopte zelfs een gesprekje met me aan. Voor zaken of plezier? Voor schrijfkamp, antwoordde ik haar met een gekopieerde rollende r.

Erik Jan Harmens schrijft in Het Grote Autismeboek: ‘Als schrijver moet je wát. Mijn gedachten zijn voortdurend met elkaar verknoopte draden, die ik voor jou, de lezer, in enige mate uit elkaar zal moeten halen’. Als uitgestalde schatten, op een keurige rij, in een kaal hok. Hij schrijft ook dat hij graag een normaal verhaal wil vertellen: ‘Een verhaal van a tot z ook, dus niet van a naar q naar c naar g naar x naar p’. Impliceert hij dat lineair normaler, en dus beter is dan non-lineair?

Ik ben dol op draden ontwarren. Ik verlang naar gedemaskeerde taal, als naar het huis van een hamsteraar waar ik op expeditie mag, waar ik zelf schatten opduikel en rode draden span tussen belangrijke zaken.

Cicaden zingen in hun eigen taal. En welk verhaal wij hen ook vertellen, in welke vorm dan ook, in hun perceptie betekent het niets. Wij zijn niet erg belangrijk voor een cicadenleven.

Wanneer ik zwijg en denk, of schrijf voel ik me echt mij, of in ieder geval in controle. Geschreven en innerlijke tekst heeft tijd. Ik kan een zin in me opnemen en van alle kanten bekijken, laten klinken. Ik kan de betekenis of de klank van een enkel woord keer op keer door mijn keel laten rollen (bijvoorbeeld gazeuse: zachte g, Duitse ö). Ik weet niet of ik mijn taal echt puur en gedemaskeerd krijg, of ik ooit echt mijn taal vind. Maar ik hou van de zoektocht.

Zodra ik praat, begin ik te vertalen en uit te weiden, te maskeren. Ik wil dat je me begrijpt; dat is het hele punt van communiceren. In Dezelfde maan, dat onder andere gaat over de (on)mogelijkheden van de taal, schrijft Dorien Dijkhuis: ‘Een gezamenlijke taal spreken is de ultieme remedie tegen eenzaamheid’. Dat raakt me. Ik spreek jouw taal, ik zou graag willen dat jij ook je best doet om mijn taal te leren, me verstaan is al toereikend.

Als ik heel erg eerlijk ben, verlang ik naar een gezamenlijke taal die voor ons allemaal even nieuw is.

Wat als ik na alle gesprekken die ik met mensen heb gevoerd, alle dingen die ik erover heb gelezen het afgelopen jaar kan concluderen dat het vastleggen en overbrengen van verhalen in wezen een neurodivergente methode is?

Soms lees ik een boek waarbij ik denk: dit hoofdpersonage moet wel autistisch zijn. Lezers zullen tijdens het lezen van Schuilhuisje van Lena Kurzen waarschijnlijk vaak denken: ga weg daar! Maar Kurzens hoofdpersoon blijft en lijkt een vanzelfsprekende context waarbinnen zij haar relatie kan relativeren niet automatisch te vinden. Alsof ze zich afvraagt hoe rood een rode vlag moet zijn, voordat die betekent dat je beter weg kan gaan. Ik herken deze besluiteloosheid als vorm van overweldigd zijn; om de punten betekenisvol te verbinden moet je weten welke punten ertoe doen. De herkenning van mijn manier van persoon-zijn, die ik in het boek van Kurzen ervaar, gaat veel verder dan hoe ik me identificeer met de clichés die allistische mensen schrijven over autistische personages; eigenaardige eenzelvige types, buitengesloten als kind, die lastig doen over kleinigheden en houden van herhaling.

Ik stel een aantal autistische schrijvers de vraag of zij eigenlijk wel allistische personages kunnen schrijven. Kurzen zegt: ‘Wanneer ik bewust een allistisch hoofdpersoon beschrijf, krijg ik óf feedback dat dit iemand is die wel een heel atypische manier van denken heeft – wat ik interpreteer als: het is niet gelukt – of het hoofdpersoon wordt misschien als allistisch, maar zeker niet als neurotypisch gelezen’. Een andere schrijver antwoordt: ‘De hoofdpersoon in mijn boek is zeker autistisch – natuurlijk.’

Ook tijdens het schrijfkamp bevraag ik medeschrijvers, ik wil weten of autistische schrijvers zich aanpassen aan allistische conventies als het op geschreven tekst aankomt, zoals Vlamingen zich aanpassen aan het Standaardnederlands.

Een van de gastdocenten betwijfelt of allistische conventies bestaan. Er komen, volgens haar, veel neurodivergenten in het schrijfonderwijs en in de literatuur voor. In de coulissen van het boekenvak wordt ook vaak een dergelijk vermoeden gefluisterd en ik deel het idee; zeker wanneer je stelt dat er veel mensen zijn die wél op het spectrum zitten, maar weinig lijdensdruk ervaren door gunstige levensomstandigheden en dus geen recht hebben op, of behoefte hebben aan een officiële diagnose.[3] Alleen, dat er veel neurodivergenten rondlopen in de literaire wereld wil toch nog niet zeggen dat er gemakkelijk nieuwe conventies worden geïncorporeerd?

Hoewel, dat moet ik die gastdocent nageven, er wordt in de literatuur veel geëxperimenteerd.

Zijn alle zogenaamd allistische conventies waarmee ik worstel, dan misschien een product van mijn eigen rigiditeit?

Wat nou als de taal en de conventies die ik opmerk in de kern helemaal niet allistisch zijn, maar actually autistic? Wat als ik na alle gesprekken die ik met mensen heb gevoerd, alle dingen die ik erover heb gelezen het afgelopen jaar kan concluderen dat het vastleggen en overbrengen van verhalen in wezen een neurodivergente methode is? Breder bekeken: een methode om anders-zijn te onderzoeken, pogingen tot het maken van verbinding, tot het genereren van herkenning. Een verlangen naar wederzijds begrip.

Ja, wat dan?

Dan is het eindeloze gezoek naar de perfecte formulering en het geknip en geschuif en terug aan elkaar geplak van stukken uitgeprinte tekst en beelden, om een compositie te leggen die vloeiend gelezen kan worden zonder verstoring, misschien gewoon maskeren, communiceren. Dan zoeken we in de literatuur, in de kunsten voortdurend naar een nieuwe Standaardtaal, om onze hoogstpersoonlijke taal mee te maskeren en een brug te slaan.

Het verhaal van een ander, het verhaal dat cicaden zingen bijvoorbeeld, kan in een belevingswereld van mensen pas iets betekenen wanneer die mensen op onderzoek uitgaan, wanneer ze nieuwsgierig zijn waarover nou eigenlijk gezongen wordt. De taal van cicaden is voor ons een moeilijke taal. Mensen met een doorvoelde ervaring van anders-zijn, zijn natuurlijk gewoon mensen. Die kun je, zou je zeggen, best gemakkelijk verstaan. Al was het maar non-verbaal.

Voetnoten

[1] Uit Dezelfde maan van Dorien Dijkhuis
[2] Voor de volledigheid, dit gebeurt ook met teksten van mensen die in Suriname Nederlands hebben geleerd.
[3] Er zijn trouwens ook mensen die wél lijden en geen diagnose krijgen.

Ontwerp door Anouk de l’Ecluse.
Jam van der Aa. Foto: © Isabelle Renate la Poutré.

Dit is het slotessay in Jam van der Aa’s reeks over neurodivergentie in de kunstwereld. De zeven andere teksten die Jam schreef in deze serie zijn te vinden in de linkerkolom van je scherm. Land zonder grenzen wordt mede mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds.

Advertenties

Ook adverteren op mistermotley.nl? Stuur dan een mail naar advertenties@mistermotley.nl

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

* verplicht